Technieken » Kunst als Olympische sport

Kunst als Olympische sport

Er was een tijd dat bejaard zijn en grijze haren geen belemmering vormden voor het behalen van een olympische medaille. De oudste medaille winnaar ooit was de 73 jarige John Copley. Het lukte deze Engelse kunstenaar om op de Spelen van 1948 een zilveren medaille te winnen met zijn ets ““Polo Players”” Hij won deze medaille in de categorie “Schilderijen en Grafiek”. Het was het laatste jaar dat kunst onderdeel vormde van de Olympische Spelen.

“Polo Players”, John Copley. Ets, 27,8 bij 33,7 cm. Zilveren medaille in de categorie “Schilderijen en Grafiek” Olympische Spelen 1948. Collectie British Museum

Van 1912 – 1948 had kunst een plek op de Olympische Spelen. De kunstwedstrijden bestonden uit vijf hoofdcategorieën: architectuur, literatuur, muziek, schilderen en beeldhouwen. In een poging de wedstrijden zo objectief mogelijk te kunnen beoordelen werden er strikte regels aan deelname verbonden. Alle kunstwerken moesten sport als thema hebben en niet eerder aan het publiek zijn vertoond.

Dat kunst een tijd  onderdeel was van de Spelen dankten zij aan de Coubertain, de oprichter van de spelen. Geïnspireerd door de oude Griekse idealen ontwikkelde hij de theorie dat evenwicht tussen lichaam en geest het beste uit de mens haalt, kunst hoorde er dus bij.

De Coubertin stelde een Olympisch comité samen bestaande uit vermogende mannen die niet financieel verbonden waren aan hun land.  In 1896 gingen de eerste moderne Olympische Spelen van start in Athene. De kunstcompetities lieten nog een paar jaar op zich wachten, want de comités van de gastlanden wisten niet hoe ze kunst op een eerlijke en objectieve manier konden beoordelen.  Het is nou eenmaal lastiger te bepalen wie het mooiste kunstwerk schildert dan wie de discus het verst gooit. Met name de objectiviteit leverde veel discussie op. In 1912 keurde het toenmalige gastland Zweden het goed dat kunst onderdeel van de Spelen werden.

Het einde van de Olympische kunstcompetitie
Het wisselende aantal inzendingen, de partijdigheid van de jury’s en de weinige aandacht voor de kunstwedstrijd bij de organiserende landen; zij zorgden voor het einde aan de Olympische kunstcompetities . Cruciaal werden de Spelen in 1936 te Berlijn. In de muziekcompetitie waren 7 van de 9 juryleden Duits.  Van de 32 medailles gingen er 12 naar Duitsland zelf en 11 naar nazi-bondgenoten Italië, Japan en Oostenrijk. Onder de medaillewinnaars waren de beroemde nazi-kunstenaar Arno Breker en de architecten van het Berlijnse Olympische stadion: Werner en Walter March. Het luidde het eind van een vergeten onderdeel van de Spelen in. De laatste editie van de Olympische kunstcompetitie werd gehouden bij de spelen van Londen in 1948.

Nederlandse prijswinnaars
De enige Nederlandse gouden medaille in de categorie schilderkunst werd in 1928 behaald door Isaac Israëls. De kunstschilder won tijdens de Olympische spelen van Amsterdam goud met zijn schilderij “Rode rijder”.  De afgebeelde ruiter is de grootvader van voormalig RKD-medewerker Willem Rappard. De grootvader kocht het schilderij niet, omdat hij het paard niet vond lijken.
In hetzelfde jaar won architect  Jan Wils de gouden medaille voor architectuur met zijn ontwerp voor het Olympisch stadion. In totaal won Nederland tussen 1912 en 1948, twee keer goud, een keer zilver en drie maal brons.

Rode rijder. Isaak Israëls , olieverf op linnen, 80 bij 75 cm. Gouden medaille Olympische Spelen 1928. Collectie: kunsthandel Ivo Bouwman.

 

Bronnen: Vice, Wikipedia, Kunstvensters, Rijksdienst Kunsthistorische Documentatie, British Museum