Hester Roeles

Hester Roeles

Hester schildert. Zij schildert in de ware zin van het begrip. Zij vult niets in, maar zoekt met haar penseel of paletmes naar de mogelijkheden die het schilderij en verf haar bieden. Hester is een schilder pur sang. Ik plaats haar in een artikel wat ook over Anselm Kiefer gaat.  Niet alleen omdat haar beeldtaal verwantschappen heeft, maar ook omdat beiden de filosofie hebben dat een schilderij eigenlijk nooit af is.

Tijdens de lessen kom ik regelmatig langs, zie ik een mooi schilderij en vraag ik of het doek niet af is. Meestal is het antwoord nee, gaat zij verder. En zij heeft vaak gelijk. Door die manier van werken; schilderen, afkeuren, schuren, weer opnieuw opzetten, en maar schaven en schaven, ontstaan prachtige doeken.
Het schilderij hierboven is zo’n doek.  Dagen is er geschilderd aan de ondergrond, de basis van elk doek van Hester. Dagen is er, met beperkt palet,  gezocht naar het juiste schilderij. Het beperken van het palet draagt bij aan de kwaliteit van dit doek.

Wat is dat, een beperkt palet?  Een beperkt palet is een schilderspalet met een paar kleuren. Met dit palet kan je een grote hoeveelheid mengkleuren maken die bij elkaar passen. Je kunt er dan voor kiezen om uiteindelijk één complementaire kleur toe te voegen. Beperkt, en als accent.
Een complementaire kleur zijn kleuren die in de kleurencirkel tegenover elkaar liggen.

 

Mijn advies: probeer in het begin je palet te beperken en zoek welke kleursoorten je het best liggen.  Ee schilderij in gamma dus, in kleuren die bij elkaar horen. Je verliest je dan niet in de oneindige reeks kleuren die te koop zijn. Het maakt je werk een stuk rustiger en sterker.


Anselm Kiefer

Anselm Kiefer. Foto museum Voorlinden

Anselm Kiefer (Donaueschingen, 8 maart 1945) is een Duits beeldhouwer en schilder. Hij studeerde tussen 1970 en 1972  bij Joseph Beuys.
Hij is een van de meest succesvolle, maar ook meest omstreden kunstenaars van het naoorlogse Duitsland. Hij gebruikt naast traditionele materialen als verf en potlood  ook materialen als stro, zand, glas, as, beton, roestig ijzer, klei en lood. Zijn werk zit vol verwijzingen naar historische gebeurtenissen en figuren, filosofie, en wetenschappelijke theorieën. Oorlog, vernietiging, verval en destructie zijn belangrijke thema’s in zijn werk.

Hij werd in de kunstwereld bekend door een serie zelfportretten waarop hij de Hitlergroet brengt. Gruwelijke doeken die zijn commentaar waren op de situatie in het naoorlogse Duitsland, waar over het fascisme voornamelijk werd gezwegen. Ook in zijn andere werken toont hij betrokkenheid bij de Duitse problematiek, door bijvoorbeeld de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog tot onderwerp te nemen.

Vanaf 1993 woont en werkt Kiefer in het Franse Barjac (bij Nimes) waar hij een verlaten industrieterrein heeft gekocht en omgetoverde in een 35 hectare groot atelier dat hij La Ribaute heeft gedoopt. Het hele gebied is atelier. Er lopen gangenstelsels onder het terrein en op het terrein staan volstrek nutteloze maar fascinerende bouwsels.  Het terrein ziet u op deze film.

Van 14 oktober 2023 tot en met 25 februari 2024 organiseert museum Voorlinden een expositie met werken va Kiefer. Een uitgebreid verhaal over Kiefer en de expositie vindt u op de site van het museum.

 

Markrit van Rooij

Zonnebloemen

Markrit laat op overtuigende wijze zien dat je helemaal niet veel nodig hebt om een geweldig werk te maken. Een velletje schetspapier, een houtskooltje, wat pastel en visie. Zo ontstond deze prachtige tekening.

Stillevens staan er om te gebruiken, je hoeft ze niet exact na te tekenen, sterker zelfs; als je je laat leiden door het onderwerp en je vertaalt het op je eigen wijze op papier, dan ga je de beeldende vorming voorbij en ontstaat beeldende kunst.

Ik vind het een fantastisch werk, waar lijn, vlak, kleur vorm en restvorm helemaal kloppen. Mijn advies aan iedereen, maak vooral vooraf eerst wat schetsen. Teken jezelf los.

Vorm en restvorm
Wat is dat nou eigenlijk, vorm en restvorm? Om het eenvoudig te houden, de vorm is het onderwerp en de restvorm is wat je overhoud. Achtergrond dus? Ja en nee. Puur in theorie is de achtergrond de restvorm. Als je daarvan uitgaat dan loop je het risico dat de verhouding vorm/restvorm niet goed is. De restvorm is in een werk net zo belangrijk als de vorm. Teken je de restvorm niet goed, dat klopt de vorm ook niet.

Mondriaan heeft de relatie vorm/restvorm het duidelijkst gebruikt. In de periode met de vlakken is er eigenlijk geen verschil meer met achtergrond en onderwerp (de vlakken in kleur). Het hele schilderij is onderwerp geworden.

Piet Mondriaan

Piet Mondriaan werd op 7 maart 1872 geboren aan de Kortegracht in Amersfoort. In zijn geboortewoning is tegenwoordig het Mondriaanhuis gevestigd. Mondriaan’s vader verdiende de kost als christelijke hoofdonderwijzer.
Mondriaan wou beeldend kunstenaar worden. Dat viel slecht bij zijn vader. Mondriaan moest een vak leren waar iets in te verdienen viel. Op advies van zijn vader volgde de jonge Piet Mondriaan na voltooiing van de lagere school een opleiding tot tekendocent. Maar een carrière als docent kwam uiteindelijk niet van de grond. Piet Mondriaan besloot toch, net als zijn oom Frits, te gaan voor het kunstenaarschap  Samen met zijn oom trok Piet Mondriaan geregeld de natuur in om schilderijen te maken.

De start van Mondriaan als kunstenaar was klassiek. Na zijn verhuizing vaan Amsterdam kwam hij in contact met schilders als Breitner en liet hij zich inspireren door het licht en iets later het symbolisme. Het Kunstmuseum in Den Haag heeft uit die periode de schilderijen van de vrouwen (Evolutie, 1911)

Mondriaan ontwikkelde zich tot de schilder die de schilderkunst, de typografie, de inrichting van psychiatrische instellingen en deels de bouwkunst veranderde. Zijn vlakken zijn de meest bekende werken.

Op  aquarellen van bloemen na, Mondriaan schilderde deze voor zijn brood, verkocht Mondriaan  weinig. Hij had één mecenas, Sal Slijper, een Haagse handelaar. Slijper ontving in ruil voor zijn mecenaat werk van Mondriaan.  Na zijn overlijden liet Slijper de collectie na aan het Haags Gemeente Museum. Daarom heeft dit museum de grootste collectie Mondriaans.

Mondriaan, de man, die in zijn eentje de moderne kunst veranderde, overleed in 1944 straatarm, aan TBC, in zijn atelier in New York.

Op de pagina van Historiek vindt u een goede biografie over Mondriaan.

Bronnen: Historiek, RKD (Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis is een kennis- en documentatiecentrum voor Nederlandse kunst)

 

 

 

 

Femke Zeeman

Femke Zeeman, lappen in houtskool.

Dinsdag 5 september start het nieuwe seizoen. Het vorige seizoen werd afgesloten met de basis van de beeldende kunst, het tekenen naar de realiteit. Als weetje; het woord stilleven komt daar vandaan. Het tekenen of schilderen van statische, “stille” onderwerpen naar de realiteit, het “leven”.

In de laatste les van het vorige seizoen hingen in het atelier allemaal lappen. Er lag een pak schetspapier en kneedgommen klaar. Uit de lappen kon  een keuze gemaakt worden.

De tekening hierboven is van Femke Zeeman. Naast houtskool gebruikte Femke voor de withogingen het kneedgom en een pastelkrijt, Het resultaat is een overtuigende tekening van een hangende lap. Mooi van vlakverdeling en stofuitdrukking. Ik ben heel blij met de tekening van Femke. Zij laat zien dat je, door goed te kijken en je te concentreren op de essentie, een goede tekening kunt maken.

 

Houtskool
In zijn beroemde handboek voor de kunstenaar, IL libro dell’Arte, beschreef Cennino Cennini (Sienna 1360? – Florence1427?) hoe je houtkool maakt. U vindt de beschrijving in dit artikel.

Ik vind dat een beeldend kunstenaar moet kunnen tekenen naar de werkelijkheid. Basisvaardigheden als compositie, Gulden Snede, perspectief en kleurenleer horen tot je uitrusting. Wil je daarvan afwijken, prima (ik werk zelf volledig non-figuratief) maar dat moet een keuze zijn en geen onmacht. Daarom zet ik tijdens mijn teken- en schilderlessen stillevens neer. Op mijn atelier moet je de mogelijkheid hebben om naar de werkelijkheid te werken. Voel dat niet als een verplichting maar als een mogelijkheid.


De Vlaamse Primitieven
Als één groep schilders meesters waren in het schilderen van plooien en stofuitdrukkking, waren het de Vlaamse Primitieven. Deze stroming uit de 15e en de vroege 16e eeuw in de Zuidelijke Nederlanden is een absoluut hoogtepunt in de kunstgeschiedenis.

Robert Campin wordt beschouwd als de grondlegger van de Vlaamse Primitieven. Het bekendste werk is Mérode-tripliek. Het werk werd rond 1430 geschilderd en wordt toegeschreven aan Robert Campin.

De bekende schilders uit deze stroming zijn de gebroeders van Eyck, Jan en Hubert.  “De aanbidding van het Lam Gods” is het bekendste werk. Hubert overleed tijdens het schilderen van dit werk, Jan voltooide het.  Om die reden Jan van Eyck een bekendere naam dan Hubert,  Het werk wordt gerestaureerd. Naar verwachting is de restauratie eind 2024 klaar ( de restauratie duurde dan 12 jaar) en zal in zijn geheel worden teruggeplaatst in de Sint-Baafskathederaal te Gent.  Veel overschilderingen zijn verwijderd, waardoor  voor het eerst in meer dan 400 jaar de authentieke schilderijen tevoorschijn komen. zoals de gebroeders Van Eyck ze maakten. Elders op deze site vindt u een artikel over dit het lam Gods.

De naam
In 1902 werd in Brugge de grote tentoonstelling Les Primitifs Flamands et l’Art Ancien georganiseerd. Er werden bijna 400 schilderijen, waaronder werken door (of toegeschreven aan) Van Eyck, Van der Weyden, Bouts, Memling, David en Massijs tentoongesteld.

De term “les primitifs flamands” of “Vlaamse primitieven”, zoals gebruikt in de titel van de tentoonstelling, vindt zijn oorsprong in de jaren 1840. In het begin van de 19e eeuw werden schilderijen uit deze periode onder de noemer “peintures gothiques” of “gotische schilderkunst” geplaatst. Onder de invloed van de romantiek verdween de term en werd deze kunst geherwaardeerd. De nieuwe term “primitif” was om aan te duiden dat dit kunst was met een “pureté primitive”, een “primitieve zuiverheid”. Het woord primitief is dus niet negatief bedoeld, het woord primitief gold als uitdrukking van een gevoel, van het delicate en de christelijke zachtheid die in de schilderijen werd waargenomen.

Bronnen: De Vlaamse Kunstcollectie, de Vlaamse Primitieven, website Sint-Baafskathederaal.

 

Bladgoud

 

Ik zie steeds vaker dat mensen met bladgoud willen werken. Tijd om iets over bladgoud en het gebruik er van te schrijven. Bladgoud is een, tot 0,001 mm dun geslagen of gewalst, blaadje goud. Geslagen, ik weet dat in Venetië nog iemand zit die het goud met de hand ( de goudslager) tot bladgoud slaat. Deze film laat zien hoe in Burma het bladgoud op traditionele wijze geslagen wordt. Gelukkig zijn er tegenwoordige andere mogelijkheden. De grootste bladgoudfabriek in Europa zit bij Neurenberg, Duitsland en levert 28 soorten (kleuren) bladgoud.

Je koopt bladgoud in een boekje van 25 vel, 8 bij 8 cm op transfer, een dun vloeipapier, of los. Losse vellen worden gebruikt voor het maken of restaureren van gebruiksartikelen (lijsten etc). In het Boeddhisme en Hindoeïsme wordt bladgoud aangebracht op beelden om goden te vereren. In de horeca wordt bladgoud gebruikt om menu’s te versieren. Je kunt het eten, maar het is een apart soort bladgoud.

De 0.001 mm dikte zorgt er voor dat je een velletje niet zomaar kunt oppakken. Werk je met losse vellen dan lijm je eerst het voorwerp in en breng je het bladgoud met een bladgoudlegger (paardenhaar in karton) aan. Die legger haal je door je haar, dan wordt het haar van de bladgoudlegger statisch en kan je een velletje oppakken. Met een zachte penseel druk je het goud op en in het object .

Mijn antieke bladgoudlegger.

 

Bladgoud of slagmetaal
Bladgoud is duur, voor een boekje met 25 vel betaal je, afhankelijk van de kleur en karaatsgehalte tussen de € 50,- en € 80,- (dagprijzen 2023). Wil je iets restaureren wat buiten staat, dan kies je voor bladgoud dat ook een beetje platina bevat. Platina is een 100% edelmetaal en maakt het goud iets harder en slijtvaster. Dit bladgoud wordt ook wel Dubbel Torengoud met platina genoemd en heeft een karaatgehalte van 23,75. Bij een vergulding buiten speelt niet alleen de samenstelling van het bladgoud een rol maar vooral ook de dikte is van groot belang: immers buiten slijt het bladgoud door het weer, wind, regen, zand, vervuiling enz.

Slagmetaal is imitatiebladgoud , een stuk goedkoper (€ 7,- voor 100 vel van 16 bij 16 cm). Dat het goedkoper is zie je direct. Ik raad het af.

Bladgoudlijm
Er zijn twee soorten bladgoudlijm, de lijm op waterbasis en de lijm op oliebasis. Ik heb zelf een voorkeur voor de lijm op oliebasis.  Afhankelijk van het type lijm heeft deze een verwerkingstijd van 3 tot 12 uur. Lijmen op waterbasis drogen snel met als nadeel dat ze niet zo mooi uitvloeien. Het geeft een wat korrelachtige huid. Een lijm op oliebasis vloeit mooi egaal uit. Daardoor kan je het bladgoud ook egaal aanbrengen. Het vergt wel meer tijd.
Lijm op oliebasis heeft als nadeel dat de olie het papier aantast. Dat papier moet je dus voorlijmen met een Arabische gomoplossing. Dat is heel makkelijk te maken:

  • 50ml water,
  • 3 theelepels Arabische gom in poedervorm
  • ca 5% natriumbenzoaat (tegen verzuring en schimmelvorming).
  • Dit doe je in een potje en zet je weg.   Na een dag heb je een goede Arabische gomoplossing waarmee je het papier twee keer kunt voorlijmen. Is het te dik, dan voeg je wat water toe.

Monteren en afwerken van bladgoud
Als de bladgoudlijm begint te drogen kan het bladgoud worden aangebracht. Je knipt iets meer bladgoud af dan je nodig hebt, legt dat op de plaats waar bladgoudlijm zit en drukt het voorzichtig aan. Haal het vloeipapier er af en waar nodig monteer je wat nieuw bladgoud. Ik laat het zelf dan een dag staan om uit te harden en haal dan met een zachte penseel de overtollige bladgoud weg. De vloer van je atelier ligt dan bezaaid met restjes bladgoud. Hoe zonde het ook is, je kunt er niets meer mee.

 

Zolang het bladgoud op een harde ondergrond zit kan het met een agaatsteen worden gepolijst.

Agaatstenen om te polijsten. Foto Gerstaecker

Voor de liefhebbers; ik vond twee recepten om zelf bladgoudlijm te maken.

  • Lijmwater gebaseerd op knoflook:
    Neem een aantal teentjes knoflook en pers ze uit om het sap te verkrijgen. Filter dit sap (bijvoorbeeld door een oude nylon kous) en voeg wat kleur, b.v.  rode oker toe om de lijmlijntjes zichtbaar te maken. Dit lijmwater kan een aantal weken in de koelkast worden bewaard. Voeg een klein beetje water toe, totdat een goede vloeibaarheid is verkregen om de lijntjes met een penseel te kunnen trekken.
  • Lijmwater gebaseerd op donker bier:
    Doe een half glas donker bier in een potje, en voeg een halve theelepel rode oker toe. Roer het goed door, en laat het een aantal dagen indrogen. De aldus verkregen stroop vormt de lijm om het goud te doen hechten en u hoeft het alleen een beetje nat te maken alvorens het te gebruiken.  Het is mogelijk om het droogproces te versnellen door het bier langzaam te verwarmen. Deze lijm kan onbeperkt worden bewaard.

Bladgoud in de kunst.
Iconen zijn de bekendste werken met bladgoud. Het woord “icoon” is afgeleid van het Griekse woord “eikon”, dat beeld of beeltenis betekent. Iconen zijn religieuze objecten die een belangrijke functie hebben binnen de Oosterse Orthodoxe kerk. De orthodoxe kerk heeft drie openbaringen: de bijbel, de traditie en de iconen. Een icoon probeert de onzichtbare hemelse werkelijkheid zichtbaar te maken om ons een blik te verschaffen in de spirituele werkelijkheid. Iconen komen voor in de Griekse mediterrane wereld vanaf de vroege middeleeuwen, op de Balkan en in Rusland sinds de 9de en 10de eeuw en in enkele kleine gebieden in de Arabische wereld en in Ethiopië. De vervaardiging van iconen is gebonden aan traditionele regels, die te vinden zijn in de voorbeeldboeken, met daarin ook voorbeeldtekeningen.

De eerste iconen dateren uit de 5de en 6de eeuw; zij worden bewaard in het afgelegen klooster van de heilige Catharina in de Sinaï woestijn. Die vroege iconen zijn in de encaustische (pigment vermengd met heetgebrande was) traditie  vervaardigd. De iconen in de kunsthandel zijn meestal vervaardigd in ei-tempera (pigment vermengd met eigeel) op een houten paneel en meestal van een standaard formaat, bijv. 31 x 26 cm. (huisiconen). Deze iconen waren bestemd voor de privédevotie. Grote monumentale kerkiconen komen ook voor net als kleine formaten (onder andere als pelgrimssouvenir) en reisiconen.

Iconen zijn vervaardigd op dragers van verschillende materialen zoals hout, steen, mozaïek, metaal, textiel. Voorgesteld op iconen zijn naast Christus (de belangrijkste icoon) en de Moeder Gods ook andere heiligen, engelen, religieuze feesten en uiterst complexe door de mystiek geïnspireerde iconografieën. Kalendericonen komen ook voor, daarop is of een maand of het hele kerkelijke jaar afgebeeld.

Vooral het wat matte karakter van ei tempera laat het bladgoud goed met deze verf combineren. Met de komst van de olieverf verdween het bladgoud uit de schilderkunst. Met olieverf is het “makkelijk” een onderwerp goudkleurig te schilderen.
Gebruik daarvoor geen tube met goudkleur maar meng de kleur als volgt:

  • Basiskleur: cadmiumgeel, asogeel licht en oker. Eventueel bijmengen met cadmiumoranje.
  • Schaduwen: basiskleur bijmengen met paars en zwart.
  • Hooglichten: basiskleur bijmengen met wit, hoogste licht met puur wit schilderen.

Gustav Klimt.
Gustav Klimt is één van de bekendste en meest aanspreekbare schilders. Als zoon van een goudsmid verwerkte hij bladgoud in zijn schilderijen, de Golden Wonderboy zoals het van Goghmuseum hem noemde.
In het keizerlijke Wenen van eind 19e eeuw was Gustav Klimt één van de belangrijkste decoratieschilders van de weelderige monumenten aan de Ringstrasse. Aan het begin van de nieuwe eeuw had hij een voortrekkersrol in de Wiener Secession, een beweging die zich wilde losmaken van de academische kunst. Klimt, die zowel beroemd als omstreden was, effende de weg naar de moderne schilderkunst. Het goud en de decoratieve patronen die zijn werken kenmerken, staan symbool voor deze artistieke revolutie. Zijn bekendste schilderij is de Kus.

De kus, Gustav Klimt, olieverf met bladgoud, Museum Belvedere, Wenen

 

Bronnen: Linova, Atelier Saint André, PAN, Atelier Jan Naezer.

Vermeer

De verboden kleuren van Vermeer

Op de tentoonstelling met het werk van Vermeer waren twee “verboden” kleuren te zien. Het loodwit en het loodtintgeel. Beiden zijn giftig. Loodtingeel is niet meer te koop voor mensen die hobbymatig schilderen.
Een vervanger van loodwit is te krijgen onder de naam Cremnitz wit.  Cremnitz is de naam van een stad in Duitsland waar het pigment werd gemaakt.
Het echte loodtint koop je bij Schleiper. Voor 119ml loodwit betaal je iets minder dan € 90,-. Het heet daar Flakewit, ik ben het ook wel eens onder de naam Loodwit tegengekomen.

Leuk om te weten
Bij “het Melkmeisje” is de onderarm bruin, de bovenarm blank. Buiten de deur mocht zij niet met opgerolde mouwen lopen, dat was niet netjes.

“Het meisje met de parel” (Mauritshuis) kreeg haar naam pas in 1995. Toen veranderde het Mauritshuis de naam “het meisje met de blauwe tulband” in “het meisje met de parel” . In 1881 werd het schilderij voor maar twee gulden dertig op een veiling in het Venduehuis in Den Haag verkocht.  Twee buurmannen hadden het vermoeden dat het schilderij van Vermeer was en besloten niet tegen elkaar op te bieden. Andries des Tombe tikte het voor een prikkie op de kop en zou het later aan het Mauritshuis schenken. Nu is het schilderij letterlijk onbetaalbaar.


Loodwit
Loodwit is een wit pigment dat tot betrekkelijk recente datum in grote hoeveelheden gebruikt werd in kunst- en huisschildersverven, in pleisters en plamuren en in het loodglazuur voor aardewerk. Tot in de negentiende eeuw was loodwit het enige dekkende witte pigment dat beschikbaar was en het enige witte pigment dat zich goed tot een olieverf liet verwerken. Het verbruik van loodwit binnen de verschillende cultuurstaten was dan ook aanzienlijk. Aan het einde van de achttiende eeuw voerde alleen al Frankrijk jaarlijks ongeveer een miljoen kilo loodwit in, dat grotendeels uit Nederland kwam. Dat Nederland toen de belangrijkste loodwitleverancier was voor Franse schilders en aardewerkfabrieken was een feit dat niet op zichzelf stond. Reeds vanaf het begin van de zeventiende eeuw domineerden de Nederlandse loodwitfabrieken de internationale markt. Dit kwam niet alleen door de bloei van de Hollandse handel in het algemeen, maar ook door de uitvinding en toepassing van een geperfectioneerde wijze van loodwitproduktie, die in binnen- en buitenland als het ‘Hollandse procédé’  bekend stond.

Het pigment maken
De traditionele methode wordt “het stapelproces” genoemd. De “stapel” bestaat uit honderden of duizenden aardewerk potten met azijn en lood, ingebed in gistende bruinbast of mest. Ze zijn zo gevormd dat azijn en lood gescheiden zijn, maar het lood wordt nog steeds blootgesteld aan de dampen van de azijn, door te worden opgerold in een spiraal die op een richel in de pot staat, boven de bron van azijn in de bodem . Het wordt dan losjes bedekt met een raster van lood, dat voorkomt dat het kleurtje naar binnen valt, waardoor het koolstofdioxide gevormd door het vergisten van de kleurtint de pot binnenkomt en inwerkt op de spoelen en platen van lood met de dampen van azijn en vocht . Een dikke laag tan wordt uitgespreid op de grond: de bodem van de kuil, en de potten met lood en azijn worden opgesteld, bedekt met hun loodsroosters. Er wordt meer bruining overheen gelegd en dan meestal een losse vloer van planken, gevolgd door meer potten, meer bruining, enzovoort, totdat alle potten zijn ingegraven. Oud bruin dat gedeeltelijk is opgebruikt, blijft in bepaalde verhoudingen voldoende warmte vasthouden. De hitte, vocht, azijnzuurdamp en kooldioxide doen hun werk een maand of zo, en de stapels worden gedemonteerd. De metalen leiding op dit punt is grotendeels omgezet in een korst van witte lood op de spoelen en het rooster. Deze worden vervolgens gescheiden van het niet-omgezette metaal en gewassen vrij van zure en oplosbare zouten en gemalen voor toekomstig gebruik bij het verven.

Lood is een gif dat een ongeneeslijke vorm van loodvergiftiging opbouwt door dag na dag een beetje stof van wit lood in te ademen.  Middeleeuwse schrijvers waarschuwen voor de gevaren van apoplexie, epilepsie en verlamming, die gepaard gaan met blootstelling aan lood. Loodwit wordt donkerder in de aanwezigheid van zwavel en mag daarom niet worden gebruikt in combinatie met cadmiumkleuren of Frans ultramarijn.

Loodwit is de warmste onder de witten en heeft een korte droogtijd door de droogwerking van het loodpigment op de olie. Dit maakt loodwit met name waardevol voor schilders die een relatief snelle droogtijd nodig hebben voor onderschildering of Alla Prima-technieken.
Het pigment is te koop bij de Labshop, de groothandel voor restaurateurs en kunstschilders. Inschrijving Kamer van Koophandel verplicht.


Loodtingeel
Het loodtingeel zie je bijvoorbeeld in de gele blouse van het melkmeisje of in het geel van het meisje met de parel. Ik heb  op het atelier al veel meisjes met de parel zien sneuvelen, omdat het geel met niets anders is te maken dan met het loodtintgeel. De latere vervanger, het Napelsgeel heeft toch niet die kleurkracht als het loodtintgeel van Vermeer.

 In de 17e eeuw werd loodtingeel vervaardigd door 3 delen loodoxide met 1deel tinoxide te verwarmen op ca 850 graden C. Iets verlagen of verhogen van de temperatuur produceert verschillende tinten geel, variërend van meer oranjeachtig tot een meer citroengele tint.

Rond 1800 werd het grotendeels werd vervangen door Napelsgeel. Er zijn twee verschillende varianten bekend,  het Napelsgeel geel en het Napelsgeel rood. Beide werden vroeger gemaakt door lood en tinoxiden samen te laten smelten in een oven. Bij de ene soort, Napelsgeel rood,  wordt zand (siliciumdioxide) toegevoegd.

Ook voor loodtingeel geldt dat het uiterst giftig is. Het is als pigment te koop bij de labshop

Bronnen: de Labshop, het Hofkwartier, Wikipedia

 

 

 

 

 

Willy van der Eijck

Stilleven met uien

Een stilleven met uien en een bord over de rand van de tafel.  Het bord over de rand van de tafel was, als deze naar voren stak, een meesterproef.  Het stilleven welk Willy schilderde lijkt simpel, maar valt in de praktijk reuze tegen. Mooi is het in elkaar grijpen van de twee hoofdvlakken, achtergrond en tafel. Heel goed is het losse velletje van de ui.

In het stilleven is nauwelijks grijs gebruikt. Dat maakt het sterk. Grijs slaat vaak dood. Let eens op de schaduwen van de sperziebonen. Het zijn mooie groenen die bord en bonen met elkaar verbinden. Datzelfde zie je gebeuren in de schaduwen van de uien. Die kleur zorgt ervoor dat deze aquarel geen optelsommen van losse onderwerpen is, maar een  een blad waar vorm en kleur goed bij elkaar passen.

De aquarel rekent af met de gedachte dat aquarelleren moet leiden tot een waterig, diffuus beeld. Het is een puur realistische opvatting  met sterk vormgebruik.

American Gothic

Eén van de meest iconische, realistische, schilderijen is voor mij het doek American Gothic van Grant Wood.

American Gothic, Grant Wood. 78 bij 65,3 cm, Art Institute of Chicago.

Het is een ambivalent portret van een zwijgzaam stel, staande voor een neogotisch huis, met Woods zus Nan en zijn tandarts B.H. McKeeby als modellen. Onduidelijk blijft of het gaat om een echtpaar of om een vader met dochter. De houding van de boer is defensief; hij houdt de hooivork in de aanslag om indringers te verjagen. De zijwaartse blik van de in oud-koloniale jurk geklede vrouw kan van alles betekenen. Volgens sommigen duidt het, net als de haarlok bij haar merkwaardig lange nek, mogelijk op een onderdrukte sensualiteit. De bloemen boven de rechterschouder van de vrouw symboliseren huiselijkheid. Haar broche wijst op een puriteinse degelijkheid.

Onduidelijk blijft of het werk (en de titel) bedoeld is als een lofzang op de standvastigheid van de Amerikaanse pioniersgeest of als parodie op de conservatieve waarden van het middenwesten. Wood heeft zelf dat laatste altijd nadrukkelijk ontkend, hoewel zijn nagelaten correspondentie soms anders doet vermoeden.

Wood deed in 1930 met American Gothic mee aan een wedstrijd van het Art Institute of Chicago, waar het de bronzen medaille won. Achteraf bleek dat er binnen de jury veel onenigheid was geweest over de beoordeling van de artistieke waarde. Een van de enthousiaste juryleden overtuigde na afloop van de competitie de museumleiding van het belang om het werk aan te kopen. Thans geldt het als een van de grote trekpleisters van het instituut.

De modellen bij het schilderij