Van Monet tot Morisot

Eind maart hoop ik, met het Amateurspalet Rijswijk, een lezing en excursie over en naar de tentoonstelling “Nieuw Parijs: van Monet tot Morisot ” in het Kunstmuseum Den Haag te organiseren.
In 1867 schilderde Claude Monet het uitzicht over Parijs vanaf het balkon van het Louvre. Het werden drie schilderijen die centraal staan in deze tentoonstelling. Meer over deze tentoonstelling leest u hier.

Claude Monet, Quay du Louvre, 1867. Olieverf op doek

Het Impressionisme
De geschiedenis begint in Barbizon, een Frans dorpje bij de bossen van Fontainebleau, waar tussen 1830 en 1850 een groot aantal schilders buiten naar de natuur schilderden. Ze waren allen het stedelijke academisme ontvlucht. Ze wilden, vaak hartstochtelijk en ongebonden, als “plein-air-schilders” het directe contact met de vrije natuur beleven, Het werden de “poëten met de borstel”.

De uitvinding van de tube in 1836 gaf de schilders de gelegenheid om buiten te werken. Al in 1838 waren er drie Engelse firma’s die verf in tubes op de markt brachten. Vóór die tijd werd de verf in dierlijke blazen meegenomen, maar die lieten zuurstof door en de verf hardde te snel uit.

De schilders van Barbizon lieten zich o.a. leiden door de 17de eeuwse Hollandse landschapschilders. Niet alleen Franse kunstenaars zochten Barbizon op, ook vreemden maakten er school. De schilder Willem Roelofs was een van hen. Zijn Barbizon geestdrift werkte aanstekelijk op de latere Haagse School.

Het impressionisme is de meest in het oog springende vernieuwingsbeweging in de moderne beeldende kunst. Niet alleen als revolterende beweging, tegenover het toen algemeen aanvaarde en officieel erkende academisch Classisime, maar ook als totaal nieuw stijltechnische concept. De beweging kreeg haar naam in 1874 door een toevallig krantenartikelartikel. De beweging was echter al een tiental jaren oud en Edoaurd Manet had toen al een paar keer de herrie op gang gebracht tegenover de officiële salonjury’s. Zijn “Absintdrinker” werd al in 1859 geweigerd, terwijl zijn “Olympia” en het beroemde schilderij “Le Déjeuner sur l’herbe” zo’n schandaal verwekten, dat ze aanleiding gaven tot de eerste Salon des Refusés in 1863. Het schilderij “Le Déjeuner sur l’herbe” is afgeleid van een oude gravure van Raimondi naar een tekening van Rafaël. Het schilderij toont het Bois de Boulogne , destijds de meest bekende prostitutieplek van Parijs.

Manet exposeerde zijn doek op de Salon des Refusés (“Salon van de geweigerden”), die door de ophef over de blote vrouw beter werd bezocht dan de officiële Salon.

 

Le dejeuner sur l’herbre, Manet1863 Olieverf op doek

 

Het Parisoordeel, Raimondi ca1520, Gravure

Op 15 april 1874, precies een maand voor de officiële Parijse salon, de salon waarop gevestigde kunstenaars jaarlijks hun werk toonden, openden 31 jonge Franse schilders een tentoonstelling met 165 werken op het atelier van de fotograaf Nadar in Parijs. Toen nog onbekende kunstenaars als Monet en Cézanne hoorden tot de exposanten. Wat de kunstenaars deden het was volgens de toen heersende normen absoluut ontoelaatbaar. Zij creëerden een volstrekte anarchie, die er in contacten met publiek niet altijd even zachtzinnig aan toe ging.

De expositie wekte een schandaal, zowel omwille van de onverwacht banale onderwerpkeuzes, naakten die de beschouwer aankeken, als omwille van de volstrekt onaanvaardbare stijltechnieken. De journalist Louis Leroy wilde het ophefmakende doek van Claude Monet “Impression du soleil levant” ridiculiseren en hij schreef over de exposanten “Het is niets, het is slechts een impressie”. Onder de geuzennaam Impressionisten gingen deze kunstenaars verder en verdrongen de gevestigde orde voor een nieuwe, zich nog te vormen, gevestigde orde.

 

Impression, soleil levant, Claude Monet 1872. Olieverf op doek.

 

De impressionisten worden gezien als de bevrijders van de kleur. Kleuren als zwart en grijs gingen in de ban. Om toch tot grijzen te komen werden kraplak, pruissisch blauw en gebrande sienna gemengd. Een koele zwarte kreeg meer blauw, een warme meer rood.

Het impressionisme zelf heeft maar kort bestaan. Vanuit verschillende hoeken (ook door kunstenaars die zich eerst onder het impressionisme schaarden) trad er een reactie op tegen de resultaten van het Impressionisme. In de kunstgeschiedenis heet deze stroming het postimpressionisme. Onder het grote publiek is zij echter als impressionisme bekend.

De late Impressionistische schilderijen, in het bijzonder het werk van Monet waren wat onderwerp betreft nauwelijks nog herkenbaar. De schilderijen van de kathedraal van Rouen of van waterlelies zijn soms bijna abstracte kleurverdelingen geworden. Sommige schilders hebben getracht door de schilderijen weer een systematische aanpak te geven of ze ‘steviger’ te maken iets ‘monumentaals’ te geven aan deze wel heel ‘sferische’ manier van werken. Seurat (Pointillisme) en Cézanne zouden op dit gebied belangrijke stappen zetten. Met zijn aanpak werd Cézanne de voorloper van het Kubisme.
Andere schilders bekritiseerden de koele analytische houding ten aanzien van het onderwerp. Als reactie daarop kwam er een schilderkunst met meer aandacht voor sfeer en het scheppen van een bijzondere atmosfeer: Het Symbolisme. Twee schilders zijn daarbij van groot belang geweest: Van Gogh en Gauguin. Hun aanpak met kleur, de afkeer van Gauguin van het overgecultiveerde en het emotionele handschrift van Van Gogh vormden de basis voor de verschillende expressionistische stromingen in de kunst van de eenentwintigste eeuw.
Het belangrijkste is dat deze kunstenaars afstapten van de eis om iets correct of natuurgetrouw af te beelden; het schilderij als kunstwerk was voor de schilder belangrijker dan het onderwerp. Het betekende dat, toen eenmaal deze beslissing was genomen, vanaf nu een weg open lag naar een non-figuratieve kunst. De Postimpressionisten en dan in het bijzonder Van Gogh, Gauguin en Cézanne zijn daarmee de grondleggers van wat men wel ‘de moderne kunst’ noemt. Naast deze drie schilders zijn er diverse kunstenaars die aan het eind van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw een soortgelijke belangrijke stap hebben gezet. Om een paar te noemen: Munch in Noorwegen en Ensor in België.
Daarnaast werd in de periode van het Symbolisme, de schilderkunst uit de jaren negentig van de negentiende eeuw op allerlei manier geëxperimenteerd met nieuwe vormentalen.

 

Berthe Morisot met een boeket viooltjes, 1872, Édouard Manet, olieverf op doek. Musée ,d’Orsay, Parijs

Rembrandt de fotograaf.

Excursie 28 december 2024 West Fries Museum, Hoorn, Rembrandt de fotograaf

Amateurspalet organiseert een mooi tweeluik: een museumbezoek gevolgd door een workshop etsen/droge naald. Hieronder vertellen we u over beide activiteiten.

1)  Workshop etsen/droge naald
Etsen is niet veel meer dan het aantasten van metaal door een zuur of zout. In de beeldende kunst komt het etsen voort uit de gravure techniek, een techniek waar met een metaalbeitel de tekening in een plaat wordt “gestoken”. Bij die techniek komt geen zout of zuur kijken.  Meer over de geschiedenis van de etstechniek leest u op deze pagina.
Rembrandt werkte in een sterk zuur, Dutch Mordant, een combinatie van zoutzuur, kaliumchloride en keukenzout. Best een pittig zuur, wat je binnenshuis niet snel gebruikt.

Bij de workshop etsen werken wij op een zinkplaat die wij uitbijten in een verdunde salpeterzuuroplossing. Is de etsing klaar dan kan deze worden aangevuld met een droge naald, een techniek waarbij direct met een naald in de plaat wordt gekrast.

Zorgt u ervoor dat u dat u uw tekening die u wilt etsen al vooraf heeft gemaakt. Dat doet u op het formaat van de etsplaat, 10 bij 15 cm. Hou  er dan rekening mee dat een ets altijd spiegelbeeldig is. Het kan dus geen kwaad u tekening in een spiegel te bekijken. Hoe u de tekening  omzet op een etsplaat, hoe u die plaat bijt en afdrukt leert u tijdens de workshop.

Alle materialen zijn aanwezig, wat u meeneemt is het ontwerp en wat oude kranten.  De kranten zijn belangrijk, zonder de tafels af te dekken kunt u niet veel doen.

2) Museumbezoek Amateurspalet Rijswijk
“Rembrandt, de fotograaf ”
9 december 2025
Westfries Museum
Roode Steen 1, Hoorn

Tickets € 12,50. Jeugd tot 16 jaar gratis.
Gratis voor Museumkaarthouders, VriendenLoterij VIP-kaarthouders, Vrienden van het Westfries Museum, Leden Vereniging Rembrandt

Rembrandt als etser
Er is geen 17e-eeuwse schilder die zoveel etsen heeft gemaakt als Rembrandt van Rijn. Hij maakte er zo’n 300. En hij deed alles zelf, van het schetsen en het etsen tot het afdrukken. Tijdens zijn leven was Rembrandt overigens veel bekender om zijn prenten dan om zijn schilderijen. Etsen kon je in een grotere oplage drukken en daarmee bereikte hij een veel groter en internationaler publiek dan met zijn olieverfdoeken. Misschien maakte hij er daarom wel zo veel. Ze zorgden in ieder geval ook voor een aardige bijverdienste.

Internationale faam
Rembrandt verkocht als een van de eerste kunstenaars ook de verschillende tussenfasen (staten) van zijn werk. De grotere prenten brachten gemiddeld 8 tot 10 stuivers op, met uitschieters tot 100 gulden, een vermogen in die tijd. Zijn beroemdste etsen, Christus geneest de melaatsen, De drie kruizen en het bekende portret van Jan Six, maakte Rembrandt rond 1648 toen hij begin veertig was. Hij drukte ze af op uiterst kostbaar Japans papier.

Magistraal oeuvre
Op de expositie “Rembrandt, de fotograaf” zijn meer dan 200 van Rembrandts etsen te bewonderen. Aangevuld met etsen van verwante kunstenaars. De expositie geeft hiermee niet alleen een goed en representatief beeld van het magistrale ets-oeuvre van Rembrandt zelf, maar ook van zijn artistieke inspiratiebronnen. En van de invloed die hij weer op andere kunstenaars had. Zoals op Ferdinand Bol, die als leerling de fijne kneepjes van het etsen in zijn werkplaats leerde. Dat de ene Rembrandt-ets de andere niet is, wordt uit de expositie ook duidelijk. De etsen van Rembrandt waren tijdens zijn leven al zo geliefd dat andere kunstenaars er kopieën van maakten. En die zijn soms zo goed dat je ze maar met moeite van het origineel kunt onderscheiden. En wat te denken van latere afdrukken met gebruik van Rembrandts etsplaten. Daarvan zijn er nog 80 bewaard gebleven. In de 19e eeuw werden ze nog regelmatig gebruikt voor het afdrukken. Ook hiervan zijn voorbeelden op de expositie te zien.

Een paar fascinerende prenten uit de Rembrandttentoonstelling in het West Fries Museum, Hoorn.

Zijn bekendste zelfportret: “Zelfportret , leunend op een balustrade,” 1639
Rembrandt, net eigenaar van het pand aan de Jodenbreestraat
(het huidige Rembrandthuis) beeldt zich hieraf als een voornaam mens. Dat was hij ook, gevierd om zijn schilderkunst, bekend om zijn etsen.
De inspiratie van deze ets is interessant. Hetzelfde jaar werd op een veiling het schilderij “Portret van Baldassar Castiglione “van Rafaël geveild. Rembrandt was daar bij aanwezig en maakte tijdens de veiling een schets van het schilderij. Rechtsboven noteerde hij de prijs waarvoor het doek geveild werd.
Dit doek vormde het idee voor het zelfportret. Een portret wat, als heliogravure, op mijn atelier hangt.

 

Zelfportret , leunend op een balustrade

 

Portret van Baldassar Castiglione , Rafaël

 
Schets Rembrandt

 
De honderd gulden prent.
De predikende Christus, ook De Honderdguldenprent of Christus geneest de zieken genoemd. De bijnaam is waarschijnlijk ontstaan doordat de prent al in de zeventiende eeuw zeldzaam en gewild was. Voor honderd gulden kocht je in die tijd een huis. Een tweede verhaal is, dat Rembrandt, om de marktwaarde van zijn grafiek niet te laten zakken, de prent zelf op een veiling voor honderd gulden kocht. De plaat is in de 18e eeuw in vier stukken gesneden die als vier zelfstandige prenten werden verkocht.

 

 

De kruisafname, ets Rembrandt 1633.
Het is een van de grootste etsen op de tentoonstelling,
Kijk je naar de compositie en met name naar de man die zich over het kruis buigt, dan lijkt het of de prent is gebaseerd op het middenpaneel van de “Kruisafname”van Rubens (1611)

 

De kruisafname, Rembrandt
 
 
De kruisafname, Rubens

 
De vlucht naar Egypte.
Die prent is gemaakt op een plaat van Hercules Seghers, “Tobias en de Engel”. Rembrandt was een bewonderaar en verzamelaar van het werk Segers, met name van zijn landschappen.
Hoe Rembrandt aan de koperen etsplaat is gekomen weet ik niet, maar je ziet dat hij Tobias en de engel van de plaat heeft gekrabd, de plaat weer heeft gepolijst, heeft voorzien van een nieuwe laag etsgrond en zijn eigen voorstelling er op etste. De lijnen van Segers en Rembrandt hebben dezelfde sterkte, waanzinnig knap.
De eerste prent is de prent van Rembrandt, de tweede van Segers.

 

De vlucht naar Egypte, Rembrandt

 

Tobias en de engel,, Seghers

Aquarelpapier spannen

Hoe span je aquarelpapier en waarom?  De reden waarom is simpel. Als je papier niet spant, gaat het tijdens het schilderen bobbelen. Je verf stroomt dan naar de diepe delen en zo ontstaan rare, ongewenste kringen met verf op je papier. Als je spant moet je het papier goed nat maken, het papier wordt dan groter en tijdens het drogen krimpt het dan weer. Met een opgespannen vel  heb je, afhankelijk van de dikte van je papier. veel minder last van bobbelen dan met een blok aquarelpapier

Wil je niet spannen koop dan een gelijmd blok aquarelpapier van tenminste 420 grams. Wie nat werkt doet er verstandig aan een blok van minimaal 600 grams te kopen. Een goed  papier is Hahnemüle Britannia , een heel goed papier is Arches. Het meest gebruikte papier is een fijngekornd papier, Cold Pressed. Met een dikker papier heb je veel minder last van bobbelen als je het papier natmaakt. Losmaken doe je pas de volgende dag.

Soorten aquarelpapier.

  • Gesatineerd, H.P.(hot pressed), grain satiné (G.S), liscia en grana satinata geven aan dat het papier een gladde oppervlaktestruktuur heeft.
  • Fijngekornd, C.P.Not (Cold pressed/Not hot pressed), grain fin (G.F) en grana fina duidt op een enigszins ruw oppervlak.
  • Grofgekornd, rough, grain torchon(G.T) en grana grossa geven een ruwe structuur aan.

Spannen.

Ik span papier op een multiplex plaat, 3 laags, minimaal 0,9 cm dik dus. Omdat in hout een loog zit behandel ik de plaat aan beide kanten met een dunne laag botenlak. Om te spannen leg ik zelf het papier in een bak water. Ik gebruik daarvoor een lekbak voor de wasmachine (Gamma). Ik laat het lang liggen, een uur. Daarna leg ik het papier tussen een handdoek te drogen en als het ergste vocht eraf is span ik het met bruin gomtape (miminaal 6 cm breed) op de plaat.  Hoe langzamer het papier droogt (altijd plat neerleggen bij het drogen!) hoe minder het papier werkt tijdens het schilderen.

Wie geen lekbak tot zijn beschikking heeft maakt het papier nat met een spons en laat het dan ( eventueel tussen plastic)  een tijd wellen. Hieronder zie je hoe dat gaat.


1.Het papier op een handdoek leggen en voor- en achterkant van het papier een aantal keren goed natmaken. Ik leg het papier op een handdoek omdat het papier als je het omdraait vochtig blijft. Het water mag op het papier blijven staan.
 

 

2. Laat het papier een tijdje liggen zodat het kan uitzetten. Je zorgt dat het papier uiteindelijk niet drijfnat maar vochtig is. Desnoods drogen tussen een handdoek.

 

 

3. Gomtape goed nat maken. Vaak is te droge tape de reden dat papier loskomt.

 

 

4. Zet meer tape op je papier dan op het schot. Het papier krimpt bij droging, het schot niet. Ik gebruik bruine gomtape omdat ik deze veel beter vind dan de witte gomtape. Het papier op de plank leggen en dan span je het papier over de zijde waarover het gaat bobbelen. Dat is altijd de korte zijde.

 

5. De twee lange zijdes spannen. Wie een papier doormidden deelt moet er rekening mee houden dat de zijde waarover het papier gaat bobbelen altijd de korte zijde is.

6. Wegleggen en plat laten drogen. Hoe langzamer het papier droogt hoe beter er op de aquarelleren is.  Is het warm, leg er dan een vuilniszak over.


Missers

Maak je geen zorgen, het gaat absoluut een keer mis. Voor het schilderen is dat niet zo erg maar tijdens het schilderen is dat vervelend.  De reden is meestal dat de gomtape niet nat genoeg was. Dan snij je het papier los en verwijder je zoveel mogelijk loszittende gomtape.

 

Je maakt nu alleen de achterzijde nat. Om te spannen moet het papier niet meer drijfnat maar vochtig zijn. Een tijdje laten liggen.

 

Opspannen zoals hierboven omschreven. Als je ze hebt, zet er dan wat lijmtangentjes op (Gamma).

Materialen

Aquarel

  • aquarelverf
  • goed aquarelpapier of een voorgespannen blok
  • penselen (verwaspenseel en een paar fijne penselen)
  • notitieblokje om kleurmengingen in te noteren.
  • maskeervloeistof (Talens voor zachte papieren)
  • vulpotlood, 0,5 mm (2B) en een kneedgom.
  • aquarelpotlood grijs om op het aquarelpapier te tekenen

Papier
Mijn voorkeur gaat uit naar losse vellen. Echt goed papier zijn de papieren van Arches en Saunders Waterford. Hoe deze vellen te spannen leest u hier.

Blokken
Arches, 300 grams.
Deze zijn in verschillende formaten te koop en met fijne of grove korrel.
Schut, Terschelling, 300 grams
Deze zijn in verschillende formaten te koop met fijne of grove korrel.

Aquarelpenselen
Aquarelpenselen herkent u aan een korte steel. De beste penselen voor aquarel zijn verwaspenselen. Een haarlengte van 2,5 cm is uitstekend. (Winsor&Newton). Twee penselen van eekhoornhaar, dik en dun. Ze hebben een groot opnamevermogen en een hele fijne punt voor details. Deze penselen worden door verschillende fabrikanten geleverd en hebben allemaal een ander nummer. Op het atelier kunt u bekijken welke dikte de penseel u moet hebben.

Aquarelverf
Aquarelverf bestaat uit pigment, bindmiddelen en vulmiddelen. Hoe goedkoper de verf hoe minder pigment in de verf zal zitten. Eén van de moeilijke eigenschappen van aquarelverf is dat de verf na droging veel bleker is dan was verwacht. Dat heeft te o.a. maken met het gegeven dat het water waarmee u schildert bolvormig op het papier komt te staan. Het oppervlakte waar licht uit kan reflecteren is nat dus groter dan droog. Hoe meer pigment in de verf hoe mooier de aquarel opdroogt.
Er bestaan twee kwaliteiten aquarelverf: de studiekwaliteit en de de “Artist”kwaliteit.

Cursusadvies
De artistkwaliteit van Winsor & Newton in tubes. Andere goede merken zijn Talens ( van Gogh is de studiekwaliteit, Rembrandt de “Artist” kwaliteit , Schmincke of Scheveningen.

De basiskleuren
Als basispalet worden de volgende kleuren gebruikt:

  • Cadmium rood
  • Alizarine Crimson
  • Cerulean blauw
  • Ultramarijn blauw
  • Cadmium Geel
  • Citroen geel
  • Veridian groen
  • Gebrande omber
  • Rauwe Sienna
  • Gebrande Sienna
  • Pruisisch blauw
  • Gele oker
  • Davy’s Grey (Winsor & Newton)
  • Groene Aarde (Winsor & Newton)

Goede aanvullingen zijn:

Roden
Scarlet Lake (Vermiljoen rood bij Talens)

Blauwen
Winsor Blue (Green Shade)
Cobalt blauw

Aardkleuren
Rauwe Omber
van Dyck bruin

Violet
Caput mortuum violet

Zwart
Neutraaltint

Er bestaat ook een Paynes Grijs. Ik vind het een vrij dominante kleur en ik raad hem af. Je kunt je grijzen makkelijk zelf mengen,  dan worden ze over het algemeen veel mooier. Een perfect basis voor huidskleur is de Napelgeel Rood van Schmincke.


Olieverf

  • dragers, linnen of canvasboard
  • verf
  • penselen
  • oude lap
  • palet
  • sneldrogend medium
  • aromaatvrije terpentine (met gewone terpentine kan tijdens de lessen niet worden gewerkt.) Te koop bij Action
  • tekenmateriaal
  • een pijpje pastelkrijt

Om te schilderen gebruikt u of schildersboard of een opgespannen doek. Deze doeken hebben verschillende kwaliteiten. Hoe lichter het doek aan de achterzijde des te minder is de kwaliteit. Doeken die u koopt bij de discounts zijn weinig meer dan een groot verbandgaas met wat gesso. Ze nemen zuigen veel verf op en trekken snel krom. Het is verstandiger een kwalitatief beter doek te kopen.

Penselen
Voor olieverf gebruikt u natuurharen penselen. Penselen koopt u in overleg met mij.
Verder heeft u een medium (sneldrogend) nodig.

Verf, minimaal
Roden:
Vermiljoenrood
Karmijn
Permanent Kraplak (Alizarine Crimson)

Gelen:
Azogeel licht
Azogeel donker
Gele oker

Blauwen:
Ultramarijn blauw
Kobalt blauw (wordt ook als Briljant Blauw verkocht)
Pruisisch blauw

Groenen:
Sapgroen
Veridian

Aardkleuren:

Rauwe sienna
Gebrande sienna
Rauwe omber
Gebrande omber

Zwart:
Ivoorzwart

Wit:
Zinkwit EN Titaanwit (grote tubes)


Acrylverf

Om met acrylverf te schilderen heeft u in ieder geval de volgende materialen nodig.

  • dragers (linnen of canvasboard)
  • verf
  • penselen
  • oude lap
  • palet
  • tekenmateriaal.

Om te schilderen gebruikt u of schildersboard of een opgespannen doek, Deze doeken hebben verschillende kwaliteiten. Hoe lichter het doek aan de achterzijde des te minder is de kwaliteit. Doeken die u koopt bij de discounts zijn weinig meer dan een groot verbandgaas met wat gesso. Goedkope doeken nemen relatief veel verf op. Erg duur dus.

Penselen
Voor acrylverf gebruikt u penselen met synthetisch haar.
penselen koopt u in overleg met mij. Penselen zijn duur, verzorg ze goed.

Verf
Onderstaande kleuren heeft u minimaal nodig.

Roden:
Cadmium Rood
Vermiljoenrood
Kraplak (Alizarine Crimson)

Gelen:
Cadmiumgeel licht of Azogeel licht
Cadmiumgeel donker
Gele oker

Blauwen:
Ultramarijn blauw
Cobalt blauw
Pruisisch blauw

Groenen:
Sapgroen
Veridian of Phytalogroen

Aardkleuren:
Rauwe sienna
Gebrande sienna
Rauwe  omber
Gebrande omber
van Dyckbruin

Zwart:
Lampenzwart

Witten:
Tinaanwit EN zinkwit (grote tubes)


Etsen

Etsinkt
Charbonnel heeft een uitgebreid scala aan zwarten, leverbaar in 200 ml blik en in 60 ml tubes. De inkt uit de tubes is van dezelfde kwaliteit als de 200 ml verpakkingen, maar vloeibaarder en gemakkelijker af te slaan; klaar voor gebruik. Charbonnel etsinkten bevatten geen droogstoffen of was.

Carbon ZwartHeeft een lage viscositeit en is goed  af te slaan.

Andere inkten zijn:

Zwart 58981
Negro zwart, makkelijk af te slaan, heeft een lage viscositeit, geeft een schone afdruk met weinig plaattoon.

Zwart 55985
Diepzwart,  geschikt voor droge naald afdrukken, aquatint. Zwart 55985 is door zijn hoge viscositeit lastig aan te brengen maar versterkt de tekening van droge naald of aquatint en wordt gebruikt om andere zwarten krachtiger te maken. Samenstelling: Ivory Black, Carbon Black, Prussian Blue. Diepe, ietwat blauwzwarte kleur.

Zwart F-66
Voor alle soorten grafiek te gebruiken. Samenstelling: Ivory Black, Carbon Black. Eigenschappen: lage viscositeit en gemakkelijk af te slaan. Het zwart heeft een gemiddelde intensiteit. Lichte blauwzweem.

Zwart Compact RSR-Concentré
Zwart, dringt goed door in diepe groeven. Zeer geschikt voor diepe gravures. Goed af te slaan. Samenstelling: Carbon Black. Eigenschappen: viskeus, krachtig soepel zwart.

Zwart Luxe C
Geschikt voor droge naald, aquatint en ter versterking van andere zwarten. Gemakkelijker af te slaan dan 55985. Samenstelling: Ivory Black, Carbon Black, Prussian Blue. Eigenschappen: soepel en zacht blauwachtig zwart.

Zwart Carbon (alleen tube)
Makkelijk af te slaan, heeft een lage viscositeit. Geschikt voor alle technieken

Zwart Doux
Is zeer soepel en relatief dekkend, gemakkelijk af te slaan en bruikbaar voor het afzwakken van tonen bij te diep gestoken of geëtste platen

De inkten van Joop Stoop, JSI, zijn heel goed. Je jkoopt deze inkt bij Polymetaal.

Papier
Goed papier is Hahnemühle etspapier 300 gram.
Helder wit papier, 300 gr, 100% alpha cellulose, zuur- en chloorvrij.  In de stof gelijmd met synthetische zuurvrije lijm. Zeer geschikt voor etsen, lithografie, hoogdruk, typografie, zeefdruk, etc. Universeel bruikbaar en veel toegepast papier. Het oppervlak is “zacht, mat”, waardoor zeer gedetailleerde afdrukken zijn te maken met dit papier. Het papier is zuurvrij en verouderingsbestendig (gebufferd met minstens 2% calciumcarbonaat). Met watermerk. Vier schepranden.

Een goedkoper, maar heel goed en mooi papier is het Magnani 1404 papier (Polymetaal, in pakken van 100 vel of kokers van 10 vel).
Magnani papier wordt gemaakt op rondzeefmachines, met traditioneel vakmanschap en hedendaagse technologie. Het papier is pH-neutraal en zuurvrij, om vergeling te voorkomen bij blootstelling aan UV-licht. Speciaal viltdoek tijdens de productie van het papier zorgt voor een karakteristiek oppervlak.

Echt heel goed papier is het papier van Arches. Helaas is het papier waar ik altijd op druk, Zerkall niet meer te koop

Courantdruk is het onbedrukte krantenpapier. Dat koop je in pakken van 500 vel. Of je ze los kunt kopen weet ik eigenlijk niet.


Materiaal koopt u bij:

Goedman
Prins Hendrikstraat 51
2518 HJ Den Haag
070-345 1324

Brugman (geen etsmaterialen)
Zwartepad 7,
2271 BT Voorburg
070-300 0080

Polymetaal (grafische materialen, geen winkel)
Evertsenstraat 69-C
2315 SK Leiden
071-522 2681

Bladgoud

 

Ik zie steeds vaker dat mensen met bladgoud willen werken. Tijd om iets over bladgoud en het gebruik er van te schrijven. Bladgoud is een, tot 0,001 mm dun geslagen of gewalst, blaadje goud. Geslagen, ik weet dat in Venetië nog iemand zit die het goud met de hand ( de goudslager) tot bladgoud slaat. Deze film laat zien hoe in Burma het bladgoud op traditionele wijze geslagen wordt. Gelukkig zijn er tegenwoordige andere mogelijkheden. De grootste bladgoudfabriek in Europa zit bij Neurenberg, Duitsland en levert 28 soorten (kleuren) bladgoud.

Je koopt bladgoud in een boekje van 25 vel, 8 bij 8 cm op transfer, een dun vloeipapier, of los. Losse vellen worden gebruikt voor het maken of restaureren van gebruiksartikelen (lijsten etc). In het Boeddhisme en Hindoeïsme wordt bladgoud aangebracht op beelden om goden te vereren. In de horeca wordt bladgoud gebruikt om menu’s te versieren. Je kunt het eten, maar het is een apart soort bladgoud.

De 0.001 mm dikte zorgt er voor dat je een velletje niet zomaar kunt oppakken. Werk je met losse vellen dan lijm je eerst het voorwerp in en breng je het bladgoud met een bladgoudlegger (paardenhaar in karton) aan. Die legger haal je door je haar, dan wordt het haar van de bladgoudlegger statisch en kan je een velletje oppakken. Met een zachte penseel druk je het goud op en in het object .

Mijn antieke bladgoudlegger.

 

Bladgoud of slagmetaal
Bladgoud is duur, voor een boekje met 25 vel betaal je, afhankelijk van de kleur en karaatsgehalte tussen de € 50,- en € 80,- (dagprijzen 2023). Wil je iets restaureren wat buiten staat, dan kies je voor bladgoud dat ook een beetje platina bevat. Platina is een 100% edelmetaal en maakt het goud iets harder en slijtvaster. Dit bladgoud wordt ook wel Dubbel Torengoud met platina genoemd en heeft een karaatgehalte van 23,75. Bij een vergulding buiten speelt niet alleen de samenstelling van het bladgoud een rol maar vooral ook de dikte is van groot belang: immers buiten slijt het bladgoud door het weer, wind, regen, zand, vervuiling enz.

Slagmetaal is imitatiebladgoud , een stuk goedkoper (€ 7,- voor 100 vel van 16 bij 16 cm). Dat het goedkoper is zie je direct. Ik raad het af.

Bladgoudlijm
Er zijn twee soorten bladgoudlijm, de lijm op waterbasis en de lijm op oliebasis. Ik heb zelf een voorkeur voor de lijm op oliebasis.  Afhankelijk van het type lijm heeft deze een verwerkingstijd van 3 tot 12 uur. Lijmen op waterbasis drogen snel met als nadeel dat ze niet zo mooi uitvloeien. Het geeft een wat korrelachtige huid. Een lijm op oliebasis vloeit mooi egaal uit. Daardoor kan je het bladgoud ook egaal aanbrengen. Het vergt wel meer tijd.
Lijm op oliebasis heeft als nadeel dat de olie het papier aantast. Dat papier moet je dus voorlijmen met een Arabische gomoplossing. Dat is heel makkelijk te maken:

  • 50ml water,
  • 3 theelepels Arabische gom in poedervorm
  • ca 5% natriumbenzoaat (tegen verzuring en schimmelvorming).
  • Dit doe je in een potje en zet je weg.   Na een dag heb je een goede Arabische gomoplossing waarmee je het papier twee keer kunt voorlijmen. Is het te dik, dan voeg je wat water toe.

Monteren en afwerken van bladgoud
Als de bladgoudlijm begint te drogen kan het bladgoud worden aangebracht. Je knipt iets meer bladgoud af dan je nodig hebt, legt dat op de plaats waar bladgoudlijm zit en drukt het voorzichtig aan. Haal het vloeipapier er af en waar nodig monteer je wat nieuw bladgoud. Ik laat het zelf dan een dag staan om uit te harden en haal dan met een zachte penseel de overtollige bladgoud weg. De vloer van je atelier ligt dan bezaaid met restjes bladgoud. Hoe zonde het ook is, je kunt er niets meer mee.

 

Zolang het bladgoud op een harde ondergrond zit kan het met een agaatsteen worden gepolijst.

Agaatstenen om te polijsten. Foto Gerstaecker

Voor de liefhebbers; ik vond twee recepten om zelf bladgoudlijm te maken.

  • Lijmwater gebaseerd op knoflook:
    Neem een aantal teentjes knoflook en pers ze uit om het sap te verkrijgen. Filter dit sap (bijvoorbeeld door een oude nylon kous) en voeg wat kleur, b.v.  rode oker toe om de lijmlijntjes zichtbaar te maken. Dit lijmwater kan een aantal weken in de koelkast worden bewaard. Voeg een klein beetje water toe, totdat een goede vloeibaarheid is verkregen om de lijntjes met een penseel te kunnen trekken.
  • Lijmwater gebaseerd op donker bier:
    Doe een half glas donker bier in een potje, en voeg een halve theelepel rode oker toe. Roer het goed door, en laat het een aantal dagen indrogen. De aldus verkregen stroop vormt de lijm om het goud te doen hechten en u hoeft het alleen een beetje nat te maken alvorens het te gebruiken.  Het is mogelijk om het droogproces te versnellen door het bier langzaam te verwarmen. Deze lijm kan onbeperkt worden bewaard.

Bladgoud in de kunst.
Iconen zijn de bekendste werken met bladgoud. Het woord “icoon” is afgeleid van het Griekse woord “eikon”, dat beeld of beeltenis betekent. Iconen zijn religieuze objecten die een belangrijke functie hebben binnen de Oosterse Orthodoxe kerk. De orthodoxe kerk heeft drie openbaringen: de bijbel, de traditie en de iconen. Een icoon probeert de onzichtbare hemelse werkelijkheid zichtbaar te maken om ons een blik te verschaffen in de spirituele werkelijkheid. Iconen komen voor in de Griekse mediterrane wereld vanaf de vroege middeleeuwen, op de Balkan en in Rusland sinds de 9de en 10de eeuw en in enkele kleine gebieden in de Arabische wereld en in Ethiopië. De vervaardiging van iconen is gebonden aan traditionele regels, die te vinden zijn in de voorbeeldboeken, met daarin ook voorbeeldtekeningen.

De eerste iconen dateren uit de 5de en 6de eeuw; zij worden bewaard in het afgelegen klooster van de heilige Catharina in de Sinaï woestijn. Die vroege iconen zijn in de encaustische (pigment vermengd met heetgebrande was) traditie  vervaardigd. De iconen in de kunsthandel zijn meestal vervaardigd in ei-tempera (pigment vermengd met eigeel) op een houten paneel en meestal van een standaard formaat, bijv. 31 x 26 cm. (huisiconen). Deze iconen waren bestemd voor de privédevotie. Grote monumentale kerkiconen komen ook voor net als kleine formaten (onder andere als pelgrimssouvenir) en reisiconen.

Iconen zijn vervaardigd op dragers van verschillende materialen zoals hout, steen, mozaïek, metaal, textiel. Voorgesteld op iconen zijn naast Christus (de belangrijkste icoon) en de Moeder Gods ook andere heiligen, engelen, religieuze feesten en uiterst complexe door de mystiek geïnspireerde iconografieën. Kalendericonen komen ook voor, daarop is of een maand of het hele kerkelijke jaar afgebeeld.

Vooral het wat matte karakter van ei tempera laat het bladgoud goed met deze verf combineren. Met de komst van de olieverf verdween het bladgoud uit de schilderkunst. Met olieverf is het “makkelijk” een onderwerp goudkleurig te schilderen.
Gebruik daarvoor geen tube met goudkleur maar meng de kleur als volgt:

  • Basiskleur: cadmiumgeel, asogeel licht en oker. Eventueel bijmengen met cadmiumoranje.
  • Schaduwen: basiskleur bijmengen met paars en zwart.
  • Hooglichten: basiskleur bijmengen met wit, hoogste licht met puur wit schilderen.

Gustav Klimt.
Gustav Klimt is één van de bekendste en meest aanspreekbare schilders. Als zoon van een goudsmid verwerkte hij bladgoud in zijn schilderijen, de Golden Wonderboy zoals het van Goghmuseum hem noemde.
In het keizerlijke Wenen van eind 19e eeuw was Gustav Klimt één van de belangrijkste decoratieschilders van de weelderige monumenten aan de Ringstrasse. Aan het begin van de nieuwe eeuw had hij een voortrekkersrol in de Wiener Secession, een beweging die zich wilde losmaken van de academische kunst. Klimt, die zowel beroemd als omstreden was, effende de weg naar de moderne schilderkunst. Het goud en de decoratieve patronen die zijn werken kenmerken, staan symbool voor deze artistieke revolutie. Zijn bekendste schilderij is de Kus.

De kus, Gustav Klimt, olieverf met bladgoud, Museum Belvedere, Wenen

 

Bronnen: Linova, Atelier Saint André, PAN, Atelier Jan Naezer.

Vermeer

Loodwit en loodtinwit van Vermeer

Op de tentoonstelling met het werk van Vermeer waren twee, thans, verboden kleuren te zien. Het loodwit en het loodtingeel. Beiden zijn giftig. Loodtingeel is niet meer te koop voor mensen die hobbymatig schilderen.
Een vervanger van loodwit is te krijgen onder de naam Cremnitzwit.  Cremnitz is de naam van een stad in Duitsland waar het pigment werd gemaakt.
Het echte loodtint koop je bij Schleiper. Voor 119ml loodwit betaal je iets minder dan € 90,-. Het heet daar Flakewit, ik ben het ook wel eens onder de naam Loodwit tegengekomen.

Leuk om te weten
Bij “het Melkmeisje” is de onderarm bruin, de bovenarm blank. Buiten de deur mocht zij niet met opgerolde mouwen lopen, dat was niet netjes.

“Het meisje met de parel” (Mauritshuis) kreeg haar naam pas in 1995. Toen veranderde het Mauritshuis de naam “het meisje met de blauwe tulband” in “het meisje met de parel” . In 1881 werd het schilderij voor maar twee gulden dertig op een veiling in het Venduehuis in Den Haag verkocht.  Twee buurmannen hadden het vermoeden dat het schilderij van Vermeer was en besloten niet tegen elkaar op te bieden. Andries des Tombe tikte het voor een prikkie op de kop en zou het later aan het Mauritshuis schenken. Nu is het schilderij letterlijk onbetaalbaar.


Loodwit
Loodwit is een wit pigment dat tot betrekkelijk recente datum in grote hoeveelheden gebruikt werd in kunst- en huisschildersverven, in pleisters en plamuren en in het loodglazuur voor aardewerk. Tot in de negentiende eeuw was loodwit het enige dekkende witte pigment dat beschikbaar was en het enige witte pigment dat zich goed tot een olieverf liet verwerken. Het verbruik van loodwit binnen de verschillende cultuurstaten was dan ook aanzienlijk. Aan het einde van de achttiende eeuw voerde alleen al Frankrijk jaarlijks ongeveer een miljoen kilo loodwit in, dat grotendeels uit Nederland kwam. Dat Nederland toen de belangrijkste loodwitleverancier was voor Franse schilders en aardewerkfabrieken was een feit dat niet op zichzelf stond. Reeds vanaf het begin van de zeventiende eeuw domineerden de Nederlandse loodwitfabrieken de internationale markt. Dit kwam niet alleen door de bloei van de Hollandse handel in het algemeen, maar ook door de uitvinding en toepassing van een geperfectioneerde wijze van loodwitproduktie, die in binnen- en buitenland als het ‘Hollandse procédé’  bekend stond.

Het pigment maken
De traditionele methode wordt “het stapelproces” genoemd. De “stapel” bestaat uit honderden of duizenden aardewerk potten met azijn en lood, ingebed in gistende bruinbast of mest. Ze zijn zo gevormd dat azijn en lood gescheiden zijn, maar het lood wordt nog steeds blootgesteld aan de dampen van de azijn, door te worden opgerold in een spiraal die op een richel in de pot staat, boven de bron van azijn in de bodem . Het wordt dan losjes bedekt met een raster van lood, dat voorkomt dat de kleur naar binnen valt, waardoor het koolstofdioxide gevormd door het vergisten van de kleurtint de pot binnenkomt en inwerkt op de spoelen en platen van lood met de dampen van azijn en vocht . Een dikke laag tan wordt uitgespreid op de grond: de bodem van de kuil, en de potten met lood en azijn worden opgesteld, bedekt met hun loodsroosters. Er wordt meer bruining overheen gelegd en dan meestal een losse vloer van planken, gevolgd door meer potten, meer bruining, enzovoort, totdat alle potten zijn ingegraven. Oud bruin dat gedeeltelijk is opgebruikt, blijft in bepaalde verhoudingen voldoende warmte vasthouden. De hitte, vocht, azijnzuurdamp en kooldioxide doen hun werk een maand of zo, en de stapels worden gedemonteerd. De metalen leiding op dit punt is grotendeels omgezet in een korst van witte lood op de spoelen en het rooster. Deze worden vervolgens gescheiden van het niet-omgezette metaal en gewassen vrij van zure en oplosbare zouten en gemalen voor toekomstig gebruik bij het verven.

Lood is een gif dat een ongeneeslijke vorm van loodvergiftiging opbouwt door dag na dag een beetje stof van wit lood in te ademen.  Middeleeuwse schrijvers waarschuwen voor de gevaren van apoplexie, epilepsie en verlamming, die gepaard gaan met blootstelling aan lood. Loodwit wordt donkerder in de aanwezigheid van zwavel en mag daarom niet worden gebruikt in combinatie met cadmiumkleuren of Frans ultramarijn.

Loodwit is de warmste onder de witten en heeft een korte droogtijd door de droogwerking van het loodpigment op de olie. Dit maakt loodwit met name waardevol voor schilders die een relatief snelle droogtijd nodig hebben voor onderschildering of Alla Prima-technieken.
Het pigment is te koop bij de Labshop, de groothandel voor restaurateurs en kunstschilders. Inschrijving Kamer van Koophandel verplicht.

Loodtingeel
Het loodtingeel zie je bijvoorbeeld in de gele blouse van het melkmeisje of in het geel van het meisje met de parel. Ik heb  op het atelier al veel meisjes met de parel zien sneuvelen, omdat het geel met niets anders is te maken dan met het loodtintgeel. De latere vervanger, het Napelsgeel heeft toch niet die kleurkracht als het loodtintgeel van Vermeer.

 In de 17e eeuw werd loodtingeel vervaardigd door 3 delen loodoxide met 1deel tinoxide te verwarmen op ca 850 graden C. Iets verlagen of verhogen van de temperatuur produceert verschillende tinten geel, variërend van meer oranjeachtig tot een meer citroengele tint.

Rond 1800 werd het grotendeels werd vervangen door Napelsgeel. Er zijn twee verschillende varianten bekend,  het Napelsgeel geel en het Napelsgeel rood. Beide werden vroeger gemaakt door lood en tinoxiden samen te laten smelten in een oven. Bij de ene soort, Napelsgeel rood,  wordt zand (siliciumdioxide) toegevoegd.

Ook voor loodtingeel geldt dat het uiterst giftig is. Het is als pigment te koop bij de labshop

Bronnen: de Labshop, het Hofkwartier, Wikipedia.