Els Beukers

Maya, aquarel. Els Beukers
Aan de aquarel Maya van Els Beukers zijn veel voorstudies vooraf gegaan. Hoe ziet een oog eruit, hoe bouw je een hoofd op, de verhoudingen tussen voorhoofd, ogen, neus lippen en kin, enz. Dat is goed gelukt. Toen er een definitieve schets was is deze met licht houtskool overgezet op het aquarelpapier. Els laat zien dat je hier prima houtskool voor kunt gebruiken zonder dat de aquarel gaat vlekken.
Els koos voor een monochrome schildering, een schildering in één kleur, caput mortuum violet in dit geval. De Nederlandse naam is Dodekop. Het is een rode en paarse verfstof. De alchemisten gebruikte de Latijnse benaming caput mortuum. Dit betekent dood hoofd. Het was een pigment welk werd gemaakt uit het niet bruikbare (dode = mortuum) residu, dat na het distilleren in de kop (Caput) van het distilleerapparaat overbleef. De kleur wordt ook wel Ossenbloed genoemd. Niet omdat het van bloed wordt gemaakt maar omdat de kleur op ossenbloed lijkt.
Door secuur te werken, goed te kijken en te meten maakte Els een geslaagde aquarel.

Barbizon
Jean-Baptiste Camille Corot, Ville d’Avray, ca. 1867, olieverf op doek, 49 x 66 cm, National Gallery of Art, Londen

Kunst was eeuwen lang aan regels gebonden. Eind 1800 kwam de kentering met de schilders van de School van Barbizon. e stroming ontstaat in de periode van de romantiek, waarin het landschap veelvuldig werd toegepast als achtergrond, in een geïdealiseerde compositie. Kunstenaars van de School van Barbizon kozen de natuur echter als het hoofdonderwerp, zonder deze te willen idealiseren. Dit was een revolutionaire benadering van het landschap, dat onder andere geïnspireerd was op het werk van de Engelse landschapschilder John Constable. De School van Barbizon vond aansluiting bij het opkomende realisme. Ook de kunstenaars van het realisme zetten zich af tegen de academische benadering van kunst, zoals die op de officiële Salons in Parijs werd geëxposeerd. De School van Barbizon heeft haar wortels tevens in de romantische Hollandse traditie. De schilders van Barbizon schilderden met een losse penseelstreek en gebruikten lichte kleuren. Ze schilderden de natuur, zoals deze op hen over kwam. Ze beschouwden de natuur als een volwaardig onderwerp voor een schilderij. Omdat de kunstenaars rechtstreeks buiten naar de natuur schilderden, wordt de School van Barbizon vaak beschouwd als de voorloper van het impressionisme. Een  goede omschrijving leest u in dit artikel


De late Middeleeuwen
Hoe anders was het kunstenaarsleven in de late Middeleeuwen. Dit is mooi beschreven in het boek Il libro dell’Arte van Cennino Cennini (ca. 1360 – Florence, vóór 1427). Cennini was een kunstenaar uit Florence die één van de invloedrijkste schildershandboeken van de late Middeleeuwen schreef.
Cennino Cennini , Santo Vescovo, ca 1385. Tempera op paneel

Een tweede belangrijkje schrijver was de Zuid-Nederlander Karel van Mander. In Het Schilder-boeck (1604)  beschrijft hij het leven en werk van veel schilders, zowel uit het verleden als uit Van Manders eigen tijd. Daarnaast biedt het theoretische beschouwingen.

Het eerste hoofdstuk uit Il libro dell’Arte van Cennino Cennini wil ik u niet onthouden.

“Het Eerste Hoofdstuk van het Eerste Deel van dit Boek”

In den beginne, toen de Almachtige God Hemel en Aarde schiep, schiep hij boven alles Man en Vrouw naar zijn evenbeeld, en voorzag hen van alle Deugden. Maar toen werd Adam in het ongeluk gestort door de jaloerse Lucifer, die hem – of beter Eva, en Eva daarna Adam – met boosaardigheid en listen verleidde tot het plegen van zonde tegenover Gods gebod. Hierdoor werd God kwaad op Adam en Hij verdreef hem en zijn gezellin uit het Paradijs en Hij sprak tot hem: ”Omdat gij ongehoorzaam zijt aan het gebod dat God aan u gegeven heeft, zult gij uw leven in het zweet uws aanschijns voortzetten” En Adam die inzag welke fout hij gemaakt had nadat hij zo rijkelijk begenadigd was door God, de Bron, het Begin en de Vader van ons allen, besefte dat hij een of andere arbeid moest vinden. En dus begon hij te schoffelen en Eva begon te spinnen.

Hierna beoefende de mens vele verschillende nuttige bezigheden; sommigen daarvan vereisten meer theoretische kennis dan andere; ze konden niet allemaal gelijk zijn. De theoretische kennis is de meest waardevolle; daarna volgt een bezigheid waarvoor een theoretische bezigheid gekoppeld is aan een vaardige hand; dit is de bezigheid die bekend staat als schilderen; waarvoor zowel verbeelding als handvaardigheid nodig is, om dingen te ontdekken die niet zichtbaar zijn, die zichzelf verstoppen in de schaduw van natuurlijke dingen, en dan met de handvorm te geven, en aan het licht te brengen wat niet echt bestaat.

En het schilderen verdient met recht te tronen naast kennis en gekroond te worden samen met de poëzie. De rechtvaardiging luidt als volgt: de dichter is, met de kennis die hij heeft, vrij om naar zijn wens dingen samen te voegen en te verbinden, of niet, al naar gelang zijn voorkeur. Op dezelfde manier is de schilder vrij om een figuur uit te beelden die afgesneden is tot aan de romp, half man half paard, overeenkomstig zijn fantasie.

Daarom heb ik de meeste hoogachting voor de mensen die willen weten op welke wijze zij deze allerhoogste wetenschap met een juweel kunnen verrijken en die zich hiervoor werkelijk zonder enige terughoudendheid inzetten en daardoor aan die wetenschap een beetje kennis toevoegen dat God hun gegeven heeft.

Ik ben een onbelangrijke beoefenaar van de schilderkunst, Cenninni, geboren als zoon van Andrea Cenninni van Colle di Valdelsa. Ik werk gedurende twaalf jaar in dit beroep opgeleid door mijn meester, Agnollo di Taddeo van Florence. Hij leerde dit beroep van Taddeo, zijn vader, en zijn vader was opgeleid door Giotto en was gedurende vierentwintig jaar zijn navolger. Die Giotto veranderde het beroep van Grieks weer in Latijn en moderniseerde het en zijn vakmanschap was geperfectioneerder dan dat van wie er ooit na hem gekomen is.

Om al diegenen die het beroep wensen uit te oefenen gerust te stellen zal ik opschrijven wat mij werd aangeleerd door de bovengenoemde Agnollo, mijn meester, en wat ik eigenhandig heb uitgeprobeerd.

Eerst roep ik de Hoge, Almachtige God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest aan, dan de meest verrukkelijke voorspreker voor alle zondaars, de Maagd Maria, en Sint-Lucas de Evangelist, de eerste christelijke schilder en mijn pleitbezorger en, in het algemeen, alle Heiligen in het Paradijs.

Amen.

 

Willeke van der Dussen

Willeke van der Dussen is een bijzondere prentkunstenares.  Zij hoort tot de kunstenaars die de prentkunst niet als reproducerend beschouwen, maar het als een zelfstandig medium hanteren.
Die manier van werken levert resultaten op die vooraf niet altijd voorzien zijn.

Lees meer

Yvonne Riphagen

Ik schreef al eerder dat de etsen van Yvonne Riphagen geen etsen zijn die als klassiek kunnen worden omschreven. Het zijn collages van etsplaten die bij het drukproces zich tot één geheel vormen. Soms landschappelijk, soms verwijzend naar zichzelf, bouwde Yvonne in de loop der jaren haar volstrekt eigen beeldtaal op.

De prent is een sterke, uit meerdere platen, opgebouwde ets. Ik vind de kleur in het middenvlak heel mooi.

Etsen is feitelijk niet veel meer dan een reactie van een zuur of een zout op een metaal. Rembrandt maakte zijn etsen op koper en gebruikte als bijtend middel Dutch Mordant. Dit is een etswater die begin 1600 was uitgedacht door de Alkmaarse fysicus, chemicus, graveur en uitvinder C.J. Drebbel (1572-1633). In tegenstelling tot andere etsvloeistoffen, die voornamelijk bestonden uit caliumcarbonaat, had het etsvocht van Drebbel een veel mildere chemische werking op de koperen etsplaat. Het ‘Hollandse bijtmiddel’ werd verkregen uit een halve eenheid kaliumchloraat, vermengd met vijf eenheden heet water, waaraan na afkoeling een eenheid geconcentreerd zoutzuur werd toegevoegd. Het was behoorlijk giftig.

Op het atelier etsen wij op zink. De afbeelding wordt gebeten in een verdunde salpeterzuuroplossing. Er wordt gedrukt met inkten op oliebasis.


Harry van Kruiningen
Een  bekende etser is Harry van Kruiningen, pseudoniem van Henri Adelbert Janssen ( 1906 – 1996).  De eerste belangrijke reeks etsen betroffen een opdracht van het Ministerie van OKW in 1959 om de Deltawerken in beeld vast te leggen. De imposante werken maakten zoveel indruk op hem dat hij er totaal twintig etsen in klein en groot formaat van maakte. Van Kruiningen maakte graag series. Bekende reeksen zijn De DierentuinDe winkel van de doodskistenmaker van PoesjkinVertellingen van Edgar Allen PoeMultatuli en Spinoza. Uitgeverij Heuff in Nieuwkoop gaf in 1973 een boek uit met de etsen over de Minnebrieven van Multatuli en 1975 over Spinoza.

Hij maakte een schitterende uitgave over het Gilgamesj Epos, die serie prenten en het verhaal waren voor mij aanleiding om in 2001 met mijn cursisten een boek over het Epos uit te brengen.

In 1970 maakte van Kruiningen voor het Amsterdams Historisch Museum een serie van 33 zwart-wit etsen Leven en Willekeur in Amsterdam. Hij deed daarvoor een onderzoek in het Gemeentearchief Amsterdam waar hij oude oorkondes en gerechtelijke uitspraken, de zogenaamde willekeuren, uit de middeleeuwen en de zeventiende eeuw bestudeerde en als bron gebruikte voor etsen over misstanden, gruwelijkheden en bijzondere gebeurtenissen in Amsterdam.

Twee van deze etsen gaan over het echtpaar Jan Klaasen en Katrijn Pieters. Jan Klaasen werd in 1664 geboren, was trekwerker en trouwde op 22 jarige leeftijd met Katrijn Pieters. Dat was gewen gelukkig huwelijk. Katrijn dronk erg veel en ranselde bij tijd en wijle Jan af. Op 21 januari 1706 besloot de kerkenraad van de Hervormde Gemeente  het echtpaar ter verantwoording te roepen. De poppenkastfiguren Jan Klaasen en Katrijn werden geboren.

 

“Katrijn Pieters ranselt Jan Klaasen af”. Ets Harry van Kruiningen

 

Trouwakte Jan Klaasen en Katrijn Pieters.  Beiden konden niet schrijven en tekenden met een kruisje.

Huwelijks inteken register, kerk, d.b.t. 515 fol. 187. 7 september 1686, Gemeente Archief Amsterdam.

 

Martha Stuiveling

Martha Stuiveling, Kurkeiken op Kreta. Olieverf op oliepapier.

Welk schilders medium gebruik ik? Het antwoord lees je bij het artikel over het schilderij “Kurkeiken op Kreta” van Martha Stuiveling. Het schilderij is geschilderd op een olieverfpapier van Arches. Een papier zonder die lelijke coating, duur maar prachtig. Je koopt het bij Gersteacker. Het is een 300 grams, natuurwit, grain fin (fijngekorreld) papier van 100% katoen, zuurvrij en sterk absorberend. Schitterend om op te weken. Het papier is verouderingsbestendig.

Niet alleen het papier maar ook de schildering is mooi. Je ziet de kurkeiken op een schrale ondergrond in de verte verdwijnen en voelt de warmte van Kreta van het doek afkomen. Een mooi kleurgebruik zoals je dat van een schilder mag verwachten. Schaduwen in violetten in plaats van grijzen. Het doek is een feest van kleuren die heel mooi op elkaar zijn afgestemd.

Door partijen op de achtergrond  minder concreet te schilderen ontstaat diepte. Het is een mooi gebruik van het atmosferisch perspectief.

Een schilderij valt of staat bij haar ondergrond. Naast paneel en papier bestaan er twee soorten doeken waar je op kunt schilderen. het universele doek, geschikt voor acryl en olieverf en het oliehoudende doek waar je alleen met olieverf op kunt schilderen.

Schilder je met olieverf dan geef ik de voorkeur aan een oliehoudend doek. Waarom?  De olie uit je verf trekt in de ondergrond. Daarmee verliest het doek zijn glans. Bij het vernissen krijg je die glans weer terug maar mooier is om voor een paar euro meer een oliehoudend doek te kopen. In de ondergrond zit al olie waardoor je minder verlies van glans krijgt. Het olieverfpapier welk Martha gebruikte is een fantastische vervanger van een oliehoudend doek. Er is nauwelijks tot geen verlies van kleurintensiteit, de achterkant van het papier vertoont geen “doorslag” van de olie. Oliehoudende doeken zijn schaars. Wie ze zelf wil preparen kijkt bij de recepten of gaat als volgt te werk:

“Op het schildersdoek voor olieverf wordt een preparaat van zinkwit met lijnzaadolie gebonden. Daarna hangt het doek drie dagen in de droogkamer. Vervolgens wordt het doek geschuurd. Dan volgt een laatste coating van titaanwit. Daarna gaat het doek voor nog eens 10 dagen naar de droogkamer.” Bron: Claessens Schilderslinnen

Kies je voor een universeel doek dan zal je tussentijds met retoucheervernis moeten vernissen. Alleen dan kan je echt bepalen hoe je kleuren naast elkaar zet. Tussendoor met retoucheervernis vernissen bespaart teleurstellingen van grote kleurverschillen (door het inschieten van de olie in de ondergrond) wanneer je een slotvernis aanbrengt. Slotvernis breng je pas na een jaar aan.

Retoucheervernis wordt (alleen bij olieverf) gebruikt om partijen waarvan de kleuren zijn “ingeschoten” weer helder te maken. Over deze vernis kan gewoon worden geschilderd. De vernis wordt met een spuitbus of in een dunne laag met een niet pluizende doek of een spalter (platte varkensharen kwast) aangebracht. In de praktijk betekent dit dat het niet onverstandig is om na een week even een laagje retoucheervernis over het schilderij te zetten. Je weet dan hoe de kleuren zich ten opzichte van elkaar verhouden. Bij het slotvernis komen alle kleuren terug zoals zij zijn geschilderd.

Wie zelf wil experimenteren met het maken van ondergronden vindt op deze website verschillende recepten .


Vet over mager
Schilderen met olieverf vergt ervaring en kennis van de verf en de technieken. Waar acryl zonder noemenswaardige probleem op een doek kan worden gezet, gelden voor olieverf regels voor droogtijden en het beroemde begrip “vet over mager”.

Wat is “vet over mager” en waarom is dat zo belangrijk?
Vet over mager voorkomt dat onderliggende partijen trager droger dan de daarover aangebrachte lagen. Zo voorkom je breuken in de onderlaag. De eerste laag dient schraal (mager) te worden aangebracht. Hiervoor wordt de verf verdund met terpentijn, liever geen terpentine. Tijdens het drogen van deze laag zal er geen gesloten verffilm ontstaan, maar een film die poreus is. Olie uit een volgende laag zal door de onderliggende schrale laag worden opgezogen en zich zo tijdens het drogen vastzetten in de talloze poriën. Hierdoor ontstaat er een goede hechting tussen deze twee lagen. Omdat een onderliggende (schrale) laag olie onttrekt aan een bovenliggende laag, moet er tijdens het schilderen voor worden gezorgd dat een bovenliggende laag relatief meer olie bevat. Op deze manier kan worden voorkomen dat de bovenliggende laag uiteindelijk te weinig olie zou gaan bevatten. Als een verflaag te weinig olie bevat zal dit leiden tot kwaliteitsproblemen. Vet over mager houdt eigenlijk niet veel meer in dan dat je begint met schrale verf te schilderen en er daarna met een steeds vetter medium over heen gaat. In de eerste plaats zorgt deze manier van schilderen voor een goed hechting tussen de lagen maar het zorgt er ook voor dat de onderste schrale laag een snellere droging heeft dan de laag die er overheen geschilderd wordt. Zouden de bovenste lagen sneller drogen dan barst de verf.
Voor de eerste laag gebruikt men terpentijn. Voor de volgende lagen is een ander medium nodig.

Olieverf-medium, wat is het en wat kan je ermee?

Om te beginnen wil ik olieverf en medium definiëren.

  • Olieverf
    Sinds de zeventiende eeuw is het schilderen met olieverf de meest gebruikte techniek. In tegenstelling tot de andere schildertechnieken is het niet mogelijk eenduidige recepten te geven. De basis is het aanwrijven van pigment met een drogende olie, meestal lijnolie. Men verkrijgt dan een olieverfpasta waarmee nog niet altijd te schilderen valt. Men dient dan een schildermedium te gebruiken. (Omschrijving Verfmolen de Kat)
  • Medium
    Een medium is een niet-gepigmenteerde verfstof, die dienen om olieverfpasta geschikt te maken voor het schilderen.

Olieverf mediums worden vaak gebruikt om de droogtijd, consistentie en afwerking van de verf aan te passen. Je kan bijvoorbeeld bepaalde glansgraad creëren en de droogtijd van je olieverf verruimen of inkorten, afhankelijk van welke medium je gebruikt. Je kan het medium direct mengen met de olieverf op je palet, of je penseel in het medium dippen zoals je doet met water. We hebben veel verschillende soorten olieverf mediums. Sommige hebben meerdere eigenschappen tegelijk. Dit kan wenselijk zijn maar soms ook niet. Bedenk vooraf goed welke wensen en eisen jij hebt en welke eigenschappen je wil geven aan jouw olieverf.

In principe is een universeel medium zelf te maken door 3 delen terpentijn met 1 deel koud geperste of gebleekte lijnolie te mengen. Wil je een vetter medium dan voeg je of of iets meer lijnolie toe of nog beter je maakt dezelfde samenstelling maar dan met geraffineerde lijnolie of een vettere olie als papaverolie. Spijkolie daarentegen is een olie die de droogtijd verkort.  In een sneldrogend medium zit dus Spijkolie, in een traagdrogend medium standolie of papaverolie.

De handel kent de volgende mediums, vloeistoffen en oliën:

  • Medium om de droogtijd in te korten: handig wanneer snel een natte laag over droge lagen wordt aangebracht.
  • Medium om de droogtijd te verruimen: handig wanneer extra lang nat in nat wordt geschilderd.  Ze worden ook gebruikt bij kleuren die sneller drogen dan andere kleuren. Voor droogtijden zie onderaan het artikel.
    Een goede optie is bijvoorbeeld lijnolie. Dit is een van de meest populaire olieverf mediums. Dit medium verruimt de droogtijd van de olieverf. Bij het schilderen van meerdere lagen kan dit erg handig zijn. Zorg met olieverf dat je eerst de sneldrogende lagen schildert, voor elke laag er overheen gebruik je een medium zodat die laag trager droogt.  Lijnolie verhoogt de glans en transparantie en maakt de consistentie van de olieverf gladder. Waar lijnolie vroeger vergeelde is het nu zo bewerkt dat er van vergeling nauwelijks meer sprake is.
  • Medium die de olieverf vloeibaarder maken:  Wordt vaak gebruikt om details te schilderen. Hiervoor kan  terpentijn of lijnolie of combinatie worden gebruiken.
  • Medium die de olieverf transparanter maken: Dit medium wordt vaak gebruikt bij het schilderen van glazen voorwerpen en voor glaceren. Hiervoor kan  bijvoorbeeld glaceermedium worden gebruikt.
  • Terpentine:  een kleurloze stof die een typische geur heeft. Net als benzine is terpentine een aardoliedistillaat. Vaak wordt terpentine gebruikt als verdunner of oplosmiddel van verf, vernis en lak. Terpentine is ongeschikt als medium.
  • Terpentijn: bevordert, als medium in olieverf, de droging van de verf. Het is een vetter en beter medium dan terpentine. Bij het werken met terpentijn moet voor een goede ventilatie worden gezorgd. Op het atelier staat een meter waar u kunt aflezen of er voldoende wordt geventileerd.
  • Gebleekte Lijnolie: verhoogt de vloei en vervaagt de penseelstreek. Het verhoogt de glans en verlengt de droogtijd van de verffilm. Geeft mindere vergeling dan gezuiverde lijnolie. Voorzichtig: Bij overmatig gebruik verhoogt het de kans op rimpelen van de verffilm). Niet gebruiken in de onderste lagen. Verdunbaar met terpentijn.
  •  Koudgeperste lijnolie: te gebruiken om de consistentie te verdunnen, de vloei verbeteren en de glans en doorschijnendheid te vergroten.
  • Geraffineerde lijnolie: droogt langzamer dan de koudgeperste lijnolie. Verder heeft het dezelfde eigenschappen.
  • Ingedikte lijnolie: versnelt de droging nog sneller dan gebleekte lijnolie. Verbetert de glans, vloei en duurzaamheid van de verfhuid.
  • Drogende lijnolie: Te gebruiken voor een snelle droging van alle drogende oliën, verbetert de glans.
  • Standolie: verbetert de vloei en zorgt dat de verflaag mooi glad trekt. Vergeelt niet en is bij uitstek geschikt voor glacis en fijn details.
  • Saffloerolie: een traag drogende olie die de vloei verbetert en zeer geschikt is voor lichte kleuren.  Versterkt de glans en transparantie. Gaat tegelijkertijd de vergeling tegen. Standaard wordt aan olieverf met lijnolie gemaakt. Witten wordt, vergeling te voorkomen, met saffloerolie gemaakt. De combinatie van het pigment voor titaanwit (titaandioxide) verklaart de langere droogtijd van dit wit.
  • Papaverolie: papaverolie is met name aan te bevelen voor lichte kleuren en blauwtinten in het bijzonder. Als droogtijd versneller is het minder effectief dan lijnzaadolie en saffloerolie. De droogtijd kan meer in balans worden gebracht door toevoeging van een droogstof, siccatief. Maximaal 2% siccatief toevoegen, vermijd overdosering.
  • Spijkolie: Spijkolie is eigenlijk een goedkope lavendelolie en wordt gebruikt om olieverf, welke als grondlaag dient, te verdunnen, waardoor de verf spoediger droogt en minder kans op rimpels geeft.
  • Siccatief: Het woord siccatief is afgeleid van het Latijnse woord “secca” wat “droog” betekent. We vinden deze benaming dagelijks terug op wijnetiketten: bijvoorbeeld demi-sec, maar ook in de schilderterm in secco (in tegenstelling tot het fresco). De meeste siccatieven zijn metaalverbindingen. De drogende werking is te danken aan het desbetreffende metaalion dat zuurstof aantrekt. Je koopt het als vloeistof in een flesje en moet het heel spaarzaam gebruiken (niet meer dan 2%). Gebruik je teveel siccatief dan gaat je verf binnen afzienbare tijd barsten.

Droogtijden olieverf. (deze lijst zal incompleet zijn en zal steeds worden bijgewerkt.)

Korte droogtijd, ca. 2 dagen:

  • Permanent mauve
  • Cobalt blauw
  • Prussian blauw
  • Rauwe Sienna
  • Rauwe Omber
  • Gebrande Omber
  • Flake white hue (hue betekent dat de kleur uit meerdere pigmenten is samengesteld)
  • Underpainting white

Middellange droogtijd, ca. 5 dagen:

  • Gebrande Sienna
  • Cobalt violet
  • ultramarijn blauw
  • Sap groen
  • Veridian
  • Permanent alizarin crimson
  • Gele oker
  • Bruine oker
  • van Dijck Bruin
  • Cadmium Geel (inclusief alle varianten van cadmium geel)
  • Cadmium Oranje
  • Cadmium rood  (inclusief alle varianten van cadmiu rood)
  • Zinkwit
  • Lampen Zwart
  • Ivoorzwart
  • Hookers groen
  • Groene aarde

Lange droogtijd, meer dan 5 dagen:

  • Titaan wit
  • Quinacridone Rood
  • Quinacridone magenta
  • Alizarin Crimson

Mist u een kleur of heeft u een aanvulling, laat het mij weten.

 

Bronnen: Onder de Molen, Verfmolen de Kat, Winsor&Newton, Gerstecker, Doerner, Van Beek Art

 

 

Markrit van Rooij

Markrit van Rooij, Stilleven in aquarel.

Zelden kostte het zoveel moeite een werk te fotograferen als dit stilleven van Markrit. Het is eigenlijk te subtiel geschilderd om verkleind goed te worden weergegeven. Dit werk heeft in zich wat ik vaak probeer uit te leggen. Probeer in de aquareltechniek de transparantie van je verf en het wit van je papier te benutten. Probeer met zo weinig mogelijk een zo optimaal mogelijk resultaat te bereiken. In dit werk is dat ontzettend goed gelukt.

Niet het schilderen is het moeilijkste maar het niet schilderen en het goede moment te bepalen waarop je moet stoppen is zo moeilijk. We zijn heel snel geneigd door te schilderen en daarmee een aquarel feitelijk te dicht te maken. Neem met regelmaat afstand van je werk. Twijfel je, stop dat even. Neem nooit een beslissing door te schilderen wanneer je niet zeker bent wat je moet schilderen. In dit werk is dit allemaal uitstekend gelukt.

Hoe weet je nou welke verf dekkend, half-dekkend, half-transparant  of transparant is? Vroeger stond dat op de tubes, de meeste fabrikanten vermelden het niet meer. Op één van de muren van het atelier hangt een lijst waar je kunt lezen welke verf dekkend, half-dekkend, half-transparant  of transparant is.  De pigmenten hebben deze eigenschappen. Wat voor aquarelverf geldt geldt dus ook voor olieverf of acryl. De uitzondering is plakkaatverf. Door toevoeging van krijt is plakkaatverf dekkend.

Op deze pagina vind je alle eigenschappen.

Bij het schilderen maak je keuzes. Ik mag dan wel een stilleven neerzetten maar de schilder bepaalt wat hij of zij gaat weergeven. De foto hieronder toont het stilleven welk het uitgangspunt voor Markrit vormde.

Markrt slaagde erin om met weinig een heel sterke aquarel te maken.  De kunst van het weglaten zoals wij dit ook wel noemen.


 John Singer Sargent

Voor niet iedereen geldt dat de kunst van het weglaten werd gewaardeerd. Het schilderij Madamme X van John Singer Sargent  veroorzaakte vanaf het eerste moment dat het op de Salon van 1884 in Parijs werd getoond, de nodige oproer. Op deze jaarlijkse terugkerende tentoonstelling werd een overzicht gegeven van kunstwerken van de kunstenaars, die in de gevestigde kunstwereld van de Franse hoofdstad hoog werden gewaardeerd.

John Singer Sargent, Madame X (Madame Pierre Gautreau), 1883-84, olieverf op doek, 243 x 144 cm, Metropolitan Museum of Art, New York

De titel van het doek was Madame X. Wie model had gestaan voor het schilderij was op de Salon bewust niet bekendgemaakt.  Het doek toont Virginie Amélie Avegno, een bekende figuur in de Parijse beau monde van weleer. Ze was de vrouw van de rijke bankier Pierre Gautreau. Het publiek van de Salon had haar daarom gemakkelijk herkend. Ze nam een belangrijke positie in op de sociale ladder, dat ze mede aan haar schoonheid te danken had. Sargent schilderde haar niet in opdracht. Hij was gewoon diep onder de indruk van haar, mede door haar persoonlijke stijl. Hij had verwacht dat het zijn reputatie goed zou doen als hij haar portret ten toon zou stellen.
Bij de presentatie had de 28 jarige Sargent het rechter schouderbandje afhangend geschilderd. Samen met de de seksueel geladen pose en de bleke huidskleur veroorzaakte het schilderij een schok op de tentoonstelling. Het publiek was zo verontwaardigd dat de familie van Virginie Amélie Avegno de schilder verzocht het doek terug te trekken. Sargent was bereid het schouderbandje al tijdens de Salon over de schouder schilderen, maar daarvoor kreeg hij van de organisatie van de Salon weer geen toestemming. Hij moest het maar doen als de tentoonstelling was afgelopen. Zwaar teleurgesteld vanwege alle perikelen en kritiek, vertrok de kunstenaar kort na de affaire uit Parijs. Hij vestigde zich in Londen.

 

Bronnen: Winsor&Newton, Wikipedia, ArtSalon Holland.